| |
| |
| |
Lenze L. Bouwers
Intuïtie
Zwijgen is vertrouwd met langdurig kijken.
De rust die van je uitstraalt, grensgebied,
goudgeel langs deinend meer. Kan slechts een lied
door klankeffect op afstand je bereiken?
Gebaren die soms vuurgloed zijn; ik bied:
geen blosbloem op je wang te zien. Dat ijken
op echtheid via beelden die jij ziet.
Een levenslang verschil: kruipwilg en eiken.
Je staat al naast me. Zelfs je adem, zeker,
en handen mogen tasten, vingertoppen
beloven veel voor de toekomst. Verwoording.
Zo, zuiver, blijven, drinken met als beker
een handpalm en duurzaam als ritmekloppen
van vogel specht, muzikale lieveling.
| |
Verwijdering
Z'n kamer, ingericht om te vertrekken,
is niet in staat om mij, zelf, te ontvangen.
Vier schilferende muren: effen, bange
gordijnen; buitentijdse boekenrekken.
Goed, ik ben naar binnen gegaan: schroeiplekken
in landschappen of klef beslagen gangen
heb ik nooit ontlopen; 't liefst kies ik lange
onverharde veldwegen om te trekken.
Er is een stoel, waar, waarin, voor de ander?
Op bed zitten zou privé-schending zijn.
Een lamp geeft licht maar niet om bij te lezen.
En om te staan, aanhankelijk, in deze
opbergruimte - boedelscheidingterrein -
is 't beter dat ik kapstok word als stander.
| |
| |
| |
Aquarel
Zichtbaar diep, grenzeloos omlijnd, rivier
en zee gelijk, een menselijk bestaan,
met golfslag tegen de beschoeiing aan,
vertakkingen, wortelgang, groeisels wier;
de kleuren mogen eigen wegen gaan:
de lichte, tinten van wind, strandplezier,
de zware, bazaltblokken, liggend staan
ze voor hun taak: tem dat slokoproofdier.
De schepper zendt een hartelijke groet.
Kijk mee; laat je drijven, de krachtstroom draagt
wel. Zwem er tegen in, tastbaar, de huid
kent het kloppen, de wilsdaad van het bloed:
geboren worden, aarde proeven, vraagt
om stilstand voor een vlakke spiegelruit.
| |
Kasteelheer
Durf je wel? Woorden, vestingwerken, vast
en zeker. Muurkluis in zichzelf besloten.
Vergrendeld. Mensenarmen, handen, past
beperkte radius, omtrek, grootte.
Durf je wel? Woorden, groeireuzen met bast,
te diep geworteld. Lichtkracht kan de dood de
genadeslag geven: kijk, nieuwe loten
uit doelloze tronk; zij het op de tast.
Was ik maar steenuil, boomkruiper, sierbloem;
paddestoel voor mijn part, bovist met bloed-
stelpend vermogen, sponsvormig en rijk
aan stuif om rijpe sporen - die zo goed
ontplooiingskansen geven - aan een lijk
|
|