(Hij laat zich in zijn hooggerugde zetel zinken en duwt zijn pruik op zijn achterhoofd.)
Heden in de late avond van waandag de zoënzoveelste hoeheethet verschenen voor mij Adam Vanderschaere Voorzitter van het Hof voor Onbetwiste Zaken Magister Arbiter en Censor en Magisters Ampersand bijzitter en Guillemet noteerder de verdachten Kalmoes L en Kruiskamp M op beschuldiging van - ja waarvan eigenlijk? Wie is de aanklacht?
(Hij draagt een scharlaken toga met een patroon van ten hemel schreiende taferelen en houdt een zilveren hekel in de rechterhand.)
(Ook hij is in ambtsgewaad: een blanco toga met een patroon van verzachtende omstandigheden; een grote gouden loftrompet in de hand.)
(Tussen Huilen en Lachen in wordt Linus geboeid naar de verdachtenbank geleid. Marietje volgt hem, begeleid door Hoop en Vrees.)
(fluistert achter zijn hand tegen Marietje)
Misschien ben je zo weer weg. Minderjarig telt niet mee.
(met de handen in de zij, schelle stem)
Je zal het over tien jaar wel gemerkt hebben! Je zit er vies in!
Zijn er eigenlijk getuigen à charge ou à décharge?
(Een heer, een kelner, een trepanabele, een zoetwatermatroos, een bleek cafébezoeker, een spreekhoofd, een schildwacht, een haas, een triton met nereïden en putti, een winkelcentrum, een achterbuurtkinderzwerm, een blaasorkest, een ontwapend officier, de rivier de Lijn met zijn zwarte haar vol afgevallen bladeren, een chinese wijze, een perzische koopman, een duo hindoes, een danseres, een helderziende, een psychiater, een speurneus, een custos en een hospita nemen plaats in de getuigenbank.)
Moeten nu heus al die lui aan het woord komen?
(Ze bekijkt zich in het spiegeltje van haar poederdoos en verschikt iets aan haar krullen.)
Ja meid, ze willen allemaal hun kans grijpen.
Ik weet wat ze willen grijpen. Maar ik behoor aan hém.
(Ze knikt naar Linus en werkt haar lippen bij met een vermiljoen lippenstift.)
Toch mag iedereen een keertje.
(Ze sluit haar poederdoos.)
O goed dan. Moeten echt al die stoere kerels op arme kleine ik worden losgelaten?
Zo erg zal het niet zijn, kind. Ons kent ons.
(Hij knipoogt haar toe.)
Maar ik mag eerst! Ik omvat openbare aanhalingen, hoogmoedschennis, verspreiding van catachretische oxymorons en ketterij. Plus bekladden van onze mooie straten en onze grote doden. En bovendien heeft hij uit vele delen uit de kast Moeilijke Boeken Zonder Plaatjes geknipt.
En geschrapt, geklad en getekend!
Hij ziet ze vliegen! Hij denkt dat hij alles weet! Dat hij een indiaanse afgod is! Hij hoort in een inrichting!