De Revisor. Jaargang 16(1989)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Hans R. Vlek Ciao benvenuto Aan 't eind van een rijk en strijdbaar leven schreef jij 't meesterwerk der Renaissance. Koningen, pausen en de Medici's: jij zag ze komen en gaan, tuk op je penningen en beelden en die door Ephesus' Diane geleide kunstsmedershand: Trek je hartsvanger in 'n Toscaner steeg, ont- laad je musket op 'n onbewerkt borstkuras! Ontbrand! Breng ons voor altijd terug in die morsige straten van Venetië en Rome, en 't katholiek gevang dat je in geloof en doodsnood zo secuur beschreef! Film ons de gelaten van jaloerse prelaten, herleef en zing ons van je sulfietloze wijn de eeuwige zang! Benvenuto, speel ons de fluit uit je jeugd en snijd ons de tautologische Firenzer florijn met jouw portret daarop in Lydische metalen! En laat de gekken voor 't goud betalen! [pagina 8] [p. 8] Mozes I 't Verzilverd pad van Amon naar Kreta tussen 't breekbaar schriftriet in de nacht. Halfgeklede courtisanes op hofharpen bezingen de jacht van de hoogschedelige koning die bij zachtwalmend licht de beker heft. Tussen feestelijke fresco's en het zwijgend hardsteen van Horus, Apis, Osiris en Seth buigen slanke gestalten voor het felglanzend schild van een kever. Een man met begin van baard kent, via de fabels van z'n hebreeuwse volk en sekte de hybris van deze veelvoudige gekte. Cultuur en beschaving verblinden hem niet. Jahwe: 'n naam als een zeldzame wolk die, ondoordringbaar zelfs voor 't vlammend hemeloog van Re, regen en toornige bliksem brengt, oorzaak bergt vanwaar dit alles zengt in uiterwaarden van zand. Een man met begin van baard, wiens schedel van logika brandt. De gigantische God der Goden sprak tot de onbespraakte terwijl in de hofvijver 'n kikker als 'n mythisch omen kwaakte en Cheops, al zo'n duizend jaar dood, kromp tussen schilderingen in z'n koele, kleine kamer. [pagina 9] [p. 9] II Mozes, lichtgeletterde toonbroodproever in tabberd en sandalen achter de ark. Staf, slang, wervelkolom: Mozes als mistige fabel of als ruggegraat, begin van norm of maat vastend op een bergtop met de Stem die een gestalte aanneemt. Mozes, als lichaam in het eigen lichaam, mannenzaak vol toornige baardgroei, archetypisch hiëroglief dat met elke stap en adem meereist tot het beloofde land van de dood - O vlieg mij Om in de abdij van Westmalle, bij vallende zon tussen de tuinebomen, zacht 'n vers voor zich te dromen als was 't hemelrijk aldaar gekomen! Om er bij incunabel in de rijke bibliotheek, met het beroemde huisbier in 'n avondmaalskelk als quasi-leek of grofbekeerde heiden abt en prior tot geluksextazen te verleiden! O vlieg mij naar 't land der Belgen om er in waterzooi als in gothiek te zwelgen, dat eeuwig onderschat gebied van Minne's en Ostayen's lied! Waar Europa's bloem begraven ligt als 'n ongeschreven tragisch heldendicht waarbij de hele Homerus zou verbleken als stralend zonlicht in Ardennebeken! Vorige Volgende