Bijschrift
Ik was de eerste van de gasten, een oude fotografentruc. In alle rust de camera opgesteld, het scherptevlak verlegd van het bekende verticale tot een liggend vlak, dat over de tafel richting schilderij liep. Verder natuurlijk de spots bij het kunstwerk aan. Ik zou twee groepsportretten maken, een voor het eten en een erna.
Dat ik maar twee keer op de knop zou drukken, verbaasde het inmiddels gearriveerde gezelschap. Voelde ik me niet onzeker met maar twee opnames, er hoefde maar dàt mis te gaan. Nee, daar was ik wel aan gewend. Ik had mijn rol vanavond trouwens gedacht als tafelgenoot. Niet als dansende fotograaf op jacht naar veelzeggende momentjes en maar doorknippen tot de filmpjes op zijn. En dan nog niet zeker weten of er wel iets moois op staat.
We begonnen met avocadosalade en als laatste kwam chocolademousse. Daartussen in kerrykip met rijst. Een eenvoudige doch smaakvolle maaltijd met frisse witte wijn. In fotografisch opzicht stelde de avond eigenlijk weinig voor. Met alle respect voor het kunstwerk en de aanwezigen, wat heeft een camera aan twaalf netjes dinerende mensen met op de achtergrond iets rechthoekigs? Maar de oren hebben die avond genoten. Er was veel eruditie aan tafel. Met de jaren heb ik daar een aardig wantrouwen tegen opgebouwd, vooral in gezelschappen waarin de een nog meer lijkt te weten dan de ander. Toch heb ik me uitstekend vermaakt tijdens de lange discussie over Japan. Het schijnt daar vreemd aan toe te gaan. Aan de ene kant zijn ze daar oppervlakkig, op het westerse af. Aan de andere kant kan men zeer aandachtig bezig zijn met iets gewoons. Aanvankelijk ging de meeste tijd heen met het bespreken van de oppervlakkige aspecten van de Japanse cultuur. Maar later verlegde de discussie zich naar de aandacht voor het kleine. Lang hebben we gesproken over het stellen van kleine doelen, en niet alleen in Japan. Zo kwam het gesprek nog even op het schilderij, dat tot dan toe onbesproken was gebleven. De maker zat er met zijn rug naar toe, misschien was dat de reden. We hadden het over de vereenvoudiging van de beeldende middelen, over de liefde voor het onbetekende. In dat verband noemde de kunstenaar een boek over de kunst van het zalmvissen, dat universele banden onderhoudt met alle vormen van vissen, bijvoorbeeld die naar schoonheid, of de essentie van het leven. En hij noemde nog een dagboek, dat eind vorige eeuw door een cowboy was geschreven over zijn leven als koeiendrijver. Hij hobbelt op zijn paard, hij kijkt en hij denkt na.
Enige dagen later arriveerde hier zeer attent een kaartje van Jürgen Partenheimer met daarop de exacte titelbeschrijvingen. Het zijn Norman Mac-Lean A river runs through it en Andy Adams Log of a cowboy. Mijn boekhandelaar had ze niet, de importeur had ze niet, het depot in Amerika had ze niet, hopelijk had de uitgever ze nog.
A river runs through it heb ik vandaag, zes weken na dato, bij de boekwinkel opgehaald, het andere is nog niet opgespoord. De foto's zijn uitstekend gelukt. Tijdens het natafelen had ik voor de zekerheid een derde opname genomen. Ook daar was niets mis mee.
Hans Aarsman