De Revisor. Jaargang 16(1989)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Judith Mok Ghettoblaster Het jubelbehang mocht niet beschreven worden zei ze na het gebed, zonder brood. Boter na de vis dacht ik en zweeg. Gisteren nog sprak het tegen mij godswoord noemde ze het en dat soort lasterpraat. In haar mond klotste taal in wonderen en in mij smeekte het om vast te worden gehouden. Haar handen en de mijne naast elkaar, katholiek, over het mika gevouwen. Aan de muur een plaatje: de spreker van het woord, vermoord. Een lichtje voor het bloeden ernaast. Bidden kon ik tot het droomde De bloemen in het vloerkleed gezaaid, daar moet je, dat weet je, over zwijgen, zei ze. Schoonmoeder zei het, ga slapen. Verweg van de zoon, de geslachtsdaad oningezegend. Ga slapen. Het bed voedde een holte in mijn rug Daar lachte zowaar een maan die voor mij was uitgeknipt, een muurversiersel bleek en slap als de kinderspiegel ernaast, waarin een hele jeugd was uitgeveegd. Vormde zich een uitdrukking in mijn hoofd mijn vraag daalde de stille trap niet af Zij was beneden, het heiligde daar tussen het bankstel en het onverteerd kristal en in haar toonkamer sprak het nog eens: amen. Vorige Volgende