Het levende woord
Omdat het pas tien voor acht was en dominee nog tien minuten over had voordat hij aan zijn radiopraatje ‘Het Levende Woord’ zou beginnen, besloot hij ons een vertelling van Andersen voor te lezen.
‘Het buitenhuis’ zo heette de vertelling. Een zekere Waldemar ging, onderhevig aan de breedsprakigheid die Andersen dikwijls eigen is, op weg om het leegstaande buitenhuis te bezichtigen. Kostbare minuten gingen verloren aan de beschrijving van het aanvankelijk fleurige landschap, de frisse geuren, de vogels, de bomen en struiken, die geleidelijk schaarser werden, Waldemars wambuis, zijn muts, zijn laarzen, de gespen van zijn laarzen, de pot met geraniums en de reistas die hij bij zich had. Het buitenhuis dat te koop werd aangeboden, lag tien minuten buiten de stad, dominee - of Andersen - had bijna tien minuten nodig om te vertellen hoe lang Waldemar onderweg was, door dat steeds kaler wordende landschap.
Het huis zelf viel niet tegen. Maar de omgeving was troosteloos. Niets groeide er, geen boom, geen struik, geen bloem, en vogels waren er ook niet te horen. De deur van het huis was niet op slot, in Andersens tijd. Waldemar ging naar binnen. In het huis waren wel bloemen. Frisse rode bloemen. Hoe dat kon begreep de man niet, de hele terugweg lang piekerde hij erover.
Dominee keek op van het grote rode boek van Hans Christiaan Andersen. ‘Wie van jullie weet de oplossing?’
Een pummel, die hetzelfde grote rode boek voor zich had liggen en natuurlijk mee had zitten lezen, mompelde het antwoord. Iedereen in de zaal lachte, maar ik had het niet verstaan, ik zat helemaal achterin, ik zag de rode nek van de pummel, niet zijn gezicht, ik had zijn lippen niet kunnen lezen toen hij het antwoord uitsprak.
Op de terugweg naar de stad bleef ik piekeren. Ik zocht de berm van de weg af naar plantewortels die misschien naar het buitenhuis zouden leiden. Wortelopslag.
Kort daarna ging ik op verkenning uit. Ik verliet de stad. Aan de overkant van het verkeersplein waar de bebouwde kom eindigde waren twee mannen in de berm een struik aan het rooien of planten. Ik vroeg hun of zij wisten hoe het kwam dat er in dat buitenhuis bloemen groeiden, terwijl er toch nergens een spoor was van in die richting leidende wortelopslag. Zij lachten. Dominee had die geraniums immers zelf meegebracht!
Toen begreep ik wat zij deden. Zij legden een plantenleiding aan, zoals anderen waterleidingen, elektriciteitsleidingen aanleggen.
Ik verbaasde me dat de brave Andersen zo'n luchtig verhaal had geschreven, een mop haast, een soort mop. En dat dominee de goede smaak had gehad, juist dat verhaal voor te lezen. Ik besloot, de vertelling na het ontbijt op te zoeken