De Revisor. Jaargang 16(1989)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Qiongliu Een droom geen droom 1 Leven ik steek vijf vingers op en kies er één om af te hakken voor mijn ontbijt lunch en diner zijn eender geregeld ik verorber mij en heb schik in mijn leven er komt een gast aan tafel wil niet zichzelf maar eens een ander eten ik ben diep gekwetst en schrok me in één hap naar binnen hij schatert het uit en diept een bloeddoorlopen schedel uit zijn borstkas dat ben ik de ogen diep bedroefd 2 Zoeken ik zoek jou en vind alleen een blad papier ik zoek hem en vind alleen een boek ik zoek mijzelf en vind alleen een letter iedereen zoekt Jou Mij Hem en treft ze in de ingewanden van een dode rat [pagina 67] [p. 67] 3 De avond valt ik neem een kopje thee en drink het was een beker bloed daar wordt mijn lijf lijkbleek een slang van aorta naar servies de verzorging van mijn uitvaart brengt geen mens in paniek ik ben maar een lap witte stof zo licht zo vederlicht waar je mij langs wrijft wordt het prachtig schoon de man raakt in vervoering maakt mij tot zijn linnen nog voor de kleur is opgebracht vloeit het bloed het doek uit en schildert het een landschap 4 De witte nacht twee wurgende handen mijn tong steekt uit om je te kussen ten afscheid je begint van voren af aan let op mensenmonden op de vorm van de tong de lillende tong angst in diepe holte in de diepe holte lokt de tong de handen verzonken in roes word jij op jouw beurt gewurgd [pagina 68] [p. 68] Dit gevoel het witte verhaal zonder smet rijpt ongemerkt in de borsten de naakte blik verft rode lippen melodieus en diep een droom zo koel zo schaduwrijk de lelijke boom aan gene zijde van de berg is uitgegroeid tot bos aan de takken ontspruiten viervoetige slangen de nagels van de wind zijn volkomen doorzichtig voor de twee hoeden van de rouw is er geen tijd de rozen verdichten tot vocht tegen de muur prangt zich de schaduw een onafzienbare stroom van neergeknielde pelgrims sabbelt aan de botten [pagina 69] [p. 69] Verzoeking nog niet genoeg gedronken of er zijn zorgen te over in een warnet van wegen liggen waar ook ogen gesperd de telefoonkabels barsten voor iedereen zichtbaar van stemmen een opspelende maag wacht op een stenen bank tot het nacht is de gele kleren lopen toe om oude olmen met de vuist te klieven bus 111 host vol volgelingen die nog meer willen drinken een donkerrood behangen hoek neemt op wie zich niet kan beheersen tongen rollen aan één stuk glibberig uit ontketenen de atmosfeer teder stroomt het vocht het samentrekken van de beide darmen in ze had al lang weg moeten zijn, de vrouw moest toch haar charme kennen door de kieren in haar schedel voelt ze de kou en de tocht ze is het zat veinst hoofd omlaag van hoger sferen ze móet nu gaan weg door de deur grist haar kanvas hoed een hemd met fijne mazen mee vliegensvlugge stappen vermalen de lucht die haar kuiten wil strelen uit de fusten van haar ogen stroomt eindelijk de voorraad van jaren blijf staan staan sta stil brult de achtervolger wanhopig twee handen grijpen haar vloeiende lijf, draaien het om, klem aan de borst de botsing van de tegenvoeters perst eendrachtig opgekropte snikken uit luidkeels schreeuwend ploffen alom bloedeloze lijken neer zoveel schedels zoveel sterren het regent bleke ledematen de huidkus voelt, veeg vaag klam klef, als het oranje van de lantaarn schijndoden klampen een taxi aan, geen geld, de nacht bedelt bij vrienden deze vreemde kleine kamer achter koude wind, het bed van ijzer vast in slaap de laatste schreeuw van tijd en ruimte kruipt rondom tegen de muren op [pagina 70] [p. 70] Een verzonnen karakter A een glas wijn valt geruisloos om ik wou alles wel tegen hem zeggen en van dat alles zei ik niets wachten zal hij wachten tot hij verdord gras wachten tot hij een kille, uitgemergelde winter wachten tot hij een huilend naakt beeld van ijs geworden is in het seizoen dat je geen foto's neemt beluistert de dokter voorjaarsregens zinkt plots het schip dat de dageraad plukt veranderen zullen alle kinderen in ouden van dagen die elkaar tegenkomen onderweg in minder dan geen tijd wordt mijn haar van zwart rood vallen mijn twee armen tegelijkertijd af de ene hand een riem, de andere het zeil [pagina 71] [p. 71] B de oceaan is drooggevallen met boomblad verhakt hij zich in drieën en vaart mijn lichaam binnen een eiland vol geheim drijft uit de hemel aan het testament van zestig jaar geleden wordt de liefdesbrief van vandaag de verwende vlinder zwemt van hier af rond wie van de klip springt vliegt naar een piek de afgrond in het meisje van achttien verleidt de priester de verstikte grootmoeder schrikt wakker uit de gele aarde zorgzame kussen bijten het lieflijke gezicht kapot uit mijn pupillen kruipen negen padden ze schieten het gekkenhuis in C uit alle kamers stroomt het water de gast op doorreis, zo is er geen tweede, klopt andermaal op de deur ik hang al eeuwen aan de nokbalk en durf geen kik te geven hij stapt door de muur en staat voor me lacht - zijn mond braakt weer een golf van maanzieken uit het touw knapt: twee slangen ineen mijn hoofd hangt omlaag, verandert in bedlamp de wereld duikt onder in de jaszak van een luis gehoorzaam aan de opdracht van een vlo de witte muur in weeën drijft het kind niet uit wat mij streelt kan geen hand zijn nu komt de droom nooit weer nu verzuimt de eerste nooit te komen [pagina 72] [p. 72] D deze tijd is ongewoon geen mens die zijn geboortedatum weet bedelaars rapen lijken van de straat veilen ze tegen hoge prijzen zegenend bloed valt en spat her en der rond ogen liggen op de grond en beginnen te zingen ik kan niet anders dan het rouwkleed om opstijgen en hem doorklieven de uiterste positie kiezen inslapen zachtjes dichtgaan de zelfmoordsporen dicht gedaan in feite niets E dan loopt de dood in overjas de trappen op voor het eerst moet ik denken aan de man groeiend in de achtertuin een fontein die opengaat in drift ik zie geen vluchtweg zijn levensteken denk ik zal te laat zijn om mijn schaduw uit te knippen de uil probeert hem te vertellen dat ik niet ver ben van het bos niet ver meer van huis Vertaling Rein Bloem en Maghiel van Crevel Vorige Volgende