zelfs de landelijke burgerij gerust te stellen over uitbreidingen van de basis en over geluidsoverlast veroorzaakt door nieuw supersonisch materieel. Voorlichter. Hij kon spreken en zelfs schrijven, kapitein Favillé. Hij was een man van cultuur. Ik heb wel eens een gesprek met hem gevoerd over Viruly en Saint-Exupéry. Hij had alle tijd voor een rustig praatje, het was - en is - een gemoedelijke man, een burger in uniform, net als ik.
Nog meer een man van cultuur was majoor Potkoren, het hoofd van de luchtmacht-administratie - geen vlieger, eigenlijk heb ik in die maanden nauwelijks vliegers gesproken. Majoor Potkoren bezocht de concerten in de nabijgelegen provinciestad E., gegeven door de Orkestvereniging onder leiding van de zwierig voor het orkest dansende Jacques van Eeden. Majoor P. was - en is, als hij inmiddels niet is gepensioneerd en tot luitenant-kolonel bevorderd - een echte Majoor. Een Hoofdofficier.
Ook ik bezocht die concerten, ook ik was op mijn bescheiden manier een man van cultuur.
Ik herinner me nog goed hoe hij mij op een winterse ochtend na het appèl naar zich toe wenkte. Ik salueerde. Hij zei dat ik op mijn gemak mocht gaan staan, en informeerde naar mijn mening over het concert van de vorige avond, en vooral over de solist, de beroemde Jakov Sternenzelt, die ze met onnaspeurlijke smoesjes naar E. hadden weten te lokken. Het was een liefdadigheidsconcert, waarvoor weet ik niet meer. Ik gaf voorzichtig te kennen dat naar mijn bescheiden mening de beroemde Sternenzelt het publiek in E. niet helemaal serieus had genomen. Majoor Potkoren knikte goedkeurend en zei: ‘U kunt gaan, majoor,’ ik klapte met de hakken, salueerde en maakte rechtsomkeer.
Kort daarna eindigde mijn detachement op de luchtmachtbasis E. helaas, en moest ik terug naar het voetvolk van mijn infanteriebataljon. Ik zou het over mijn dochter hebben, en niet over de militaire hiërarchie.
Mijn dochter had te kennen gegeven dat ze wel eens een F-15 of een F-16 van dichtbij, liefst van binnen zou willen bekijken, schetsen, fotograferen eventueel. Ik zei haar dat zoiets waarschijnlijk niet was toegestaan, dat dergelijke geavanceerde vliegtuigen vol geheimen zitten, maar dat ik mijn best zou doen bij kapitein Favillé, als die tenminste nog als voorlichter werkzaam was op E. Ik had tegenover haar nogal hoog opgegeven over mijn goede relaties met officieren.
Ik heb kapitein Favillé aan de telefoon gekregen, hij zei niet ‘majoor’ maar ‘meneer’, ja, hij herinnerde zich mij wel. Jazeker, hij kon wel iets voor mij en mijn dochter regelen, en een bezoek aan het pas ingerichte Museum zou mijn dochter misschien ook wel aanstaan. Daar bevonden zich een Fokker D 7 en een D 21 en een Curtiss Hawk en een Hawker Hurricane en natuurlijk een Spitfire en een Mustang en een Gloster Meteor, en een gondel van een Zeppelin!
De ontvangst was meer dan hartelijk. Kapitein Favillé gedroeg zich zoals een officier zich tegenover burgers gedraagt, hoffelijk, tegenover mijn dochter op het overdrevene af. Eerst liet hij ons een interessante film zien over de F-16, een soort reclamefilm van General Dynamics waarin werd aangetoond tot welke wonderbaarlijke capriolen die machine in staat was. Daarna bracht hij ons met een busje naar het Militair Luchtvaart Museum.
Dat museum bleek te worden beheerd door Majoor Potkoren, die na een blik op mijn dochter besloot ons persoonlijk rond te leiden. Zoiets had ik nog nooit voor mogelijk gehouden - maar mijn dochter heeft een zekere faam.
Het werd een uitvoerige rondleiding, langs gevechtsvliegtuigen uit de Eerste Wereldoorlog, een Sikorsky helikopter, opengewerkte moto-