plechtige humoristische teksten schreef. In 1821 werd hij kanunnik van de Londense St. Paul's en in 1824 hofkapelaan.
De Singular Passage is een nogal gecompliceerd verhaal waarin wordt gesuggereerd - maar niet beweerd - dat twee Engelse studenten, van wie de een om duistere redenen van Oxford verwijderd is, vanuit Leiden zwarte magie uitoefenen op een onschuldig meisje in Engeland. Door het bedrijven van duivelskunsten zouden de twee haar, terwijl zij thuis ontzield op bed ligt, ‘ontbieden’ op hun kamer aan de Hoogewoerd om er allerlei niet nader genoemd schandelijks met haar uit te voeren. Barham heeft zijn verhaal tot het eind toe duister gehouden; zijn alter ego Thomas Ingoldsby, die het geheim tracht te ontraadselen, draagt alleen de gegevens aan, niet de oplossing. De lezer mag de puzzel zelf oplossen; de auteur laat in het midden of hij in zwarte kunst gelooft of dat hij de verschrikkingen die het meisje ondergaat beschouwt als hysterische inbeelding. Hij licht zijn vertelprocédé toe met de woorden: ‘Uit de notities die ik (...) vond licht ik de volgende passages, zij het zonder een voorbarig oordeel te geven aangaande de vreemde gebeurtenissen waarvan zij getuigen, of zelfs ook maar die verbanden te leggen die sommigen menen te kunnen ontdekken tussen de verschillende episoden.’ Hij geeft geen voorbarig oordeel en ook geen oordeel achteraf. Hij vermijdt de finale, de irritante, pedante ontknoping die zoveel mysterieverhalen, zoveel speurdersromans ontsiert. Hier eindigt het mysterie als mysterie.
In 1851 verschijnt het eveneens in Leiden gesitueerde griezelverhaal Schalken the painter van Joseph Sheridan Le Fanu (1814-1873). Hoofdpersonen zijn de schilders Godfried Schalcken en diens leermeester Gerard Dou. De laatste verkwanselt zijn pleegdochter, op wie Schalcken verliefd is, aan de schim van een man die in de Rotterdamse Sint Laurenskerk begraven ligt. Le Fanu aanvaardde het bovennatuurlijke als natuurlijk en als object van een nog niet tot ontwikkeling gekomen nieuwe natuurwetenschap. Hij las veel over religie, theosofie, occultisme en magie, en hij schreef in essayvorm een ‘Authentiek relaas over een spookhuis’.
Le Fanu is een adept van het occultisme, Barham een gelovige in traditionele zin, een geestelijke die het werkterrein van de zielzorger in zijn verhaal uitbreidt met dat van de psychiater. In de loop van de negentiende eeuw komt in de fantastische literatuur steeds meer nadruk te liggen op de mogelijke psychische - bij Barham de psychosomatische - oorzaken van de fantastische belevenis. Op de innerlijke schimmenwereld. Het wonderbaarlijke zou kunnen worden verklaard als nachtmerrie, als hallucinatie. Maar het is, suggereren de fantastische vertellers, niet de enig mogelijke verklaring.