De Revisor. Jaargang 15(1988)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Piet Meeuse Doodtij Waar was je toch? Op reis in stenen, hun geel geborduurde korstmoskragen slorpend de golfslag tussen het basalt langs de dijk; een geur van wier schreef in de lucht een partituur, die hier wordt uitgevoerd. Die dingen: doodtij knabbelend aan keien, uitslag van schelpen aan paaltjes, ritsel van stervend gras en een languit liggen over het water - dat was ik, een plek die ik meenam om te zeggen: hier. Want alles is toch hier? Ik ben nooit weg geweest. [pagina 31] [p. 31] Vliegende hollander Zo ging je het schip in en zo voer je uit: ongebreeuwd gaapt je schreeuw door het schuim als een geeuw. Bol staan de zeilen van het blazen. Stil ligt het schip. De golven razen. En wat de zee is komt nooit boven water. Man en paard Je paardelijf voegt iets onvatbaars toe aan hoe je staat: het lijkt nogal onhandig, zo vreemd gevangen en toch zelfstandig weerspreekt je mannentorso pijnlijk hoe je poten staan. Maar wat je denkt - taboe. Nee, liever je galop, wild en losbandig achter de nimfen aan, dan dat verstandig stilstaan - zwaar, melancholiek en moc. Je zwijgt. Kennis gaat niet over de tong. Al zijn je pijlen sneller dan je poten, bewegen doen ze niet, dat is bewezen. Maar ging dan al je wijsheid naar de kloten? Gespannen staat de boog der exegese in je gestalte die tot sterren sprong. Vorige Volgende