maakt. Ik ben uit de kamer gegaan en heb wat door het huis gedwaald. De anderen hebben het niet gemerkt, zij kennen het huis. Ik zocht zijn omgeving, maar het was niet zijn huis. Het was het huis van zijn vader en moeder. Toch was er in dat huis een kamer. Voor hem en voor zijn broer. Nu is de kamer voor de broer alleen. Omdat er een man is dood gegaan. De broer heeft mij gezien toen ik in de kamer was en rondkeek. Hij is naar me toegekomen en we hebben gepraat. Over een dode man die ik niet ken. Ik heb het zijn broer gezegd en hij was niet verbaasd. Hij heeft mij over hem verteld.
Ik heb me vergist. Hij heeft geen vrouw gehad. Zijn vrouw heeft hij nog niet eens ontmoet en nu is hij al dood gegaan. Nu is het te laat. Nu kan ik niemand vragen hoe het voelde van hem te houden. Alleen zijn broer, maar die heeft het niet gevoeld. Dat is hij vergeten te doen. Die voelt het nu pas. Omdat de broer er nooit voor heeft hoeven kiezen van de dode man te houden. Hij werd ermee geboren. Ik weet dus niet of zijn vrouw de geboorte van haar man gevoeld heeft, want hij heeft geen vrouw. Misschien had ik het kunnen zijn. Maar ik heb het niet gevoeld, want ik was nog niet geboren. En ik zal hem niet missen, want ik heb niets beloofd.
De broer heeft me een foto gegeven. Ik heb er naar gekeken en ik heb gezien dat de dode man groene ogen heeft. De broer heeft ook gezegd dat ik terug mag komen. Vandaag of morgen. Naar een man die nu alweer eergisteren gestorven is.
Ik ben vanavond nog terug gegaan naar het huis dat een glimlachende man draagt in één van zijn kamers. Ik ben terug gegaan om te praten met een broer die nu wel voelt hoe het is om van je broer te houden.
In het huis was ook de grootmoeder. Zij is niet dood, zij is werkelijk negentig jaar oud. En ook zij heeft mij verteld. Niet van een dode man. Niet van een dode broer. Maar van een levend kleinkind. Een kleinkind dat, toen hij een groot kind geworden is, is gaan denken over het leven. Dat heeft hem alleen gemaakt. Omdat zijn vrienden niet over het leven dachten. Zij leefden.
Toen is de jongen een man geworden. J.A.C. Davids, met idealen in zijn groene ogen die ik van een foto ken. Een man die dood is en stil glimlacht om zijn huilende vrienden. Die in zijn slaap weer op een jongen lijkt.
Ook de broer heeft meer verteld. Over de broer die niet wilde voetballen. Over de broer die uit huis is gegaan en een man geworden is, zonder het zijn broertje uit te leggen. Die heeft het pas veel later begrepen, toen hij zelf een man geworden is. En de dode man heeft nooit gevoetbald. Nu glimlacht hij en zij zullen hem missen, dat hebben ze in de krant beloofd.
Zelfs de moeder heeft verteld. Dat is het verhaal van de kleine zoon, die niets fout gedaan heeft. Zegt ze. Maar de zoon is ook nog maar pas dood.
En ik heb hem niet gekend. Nu is hij dood en anderen, die allemaal iets van hem begrepen hebben, en een heleboel niet, hebben mij verteld van hun dode man. Maar misschien van een man die nooit bestaan heeft. Misschien hebben zij het verkeerd begrepen, of heb ik het verkeerd verstaan. Misschien hebben wij het leven van een man gepakt en er een ander leven van gekneed. Een leven van een man die hij nooit geweest is. Een leven dat nooit geleefd is en anders was bedoeld.
Maar het geeft niet meer. Hij zal er niets van zeggen. Dode glimlachende mannen spreken niet, omdat dode mannen niet leven. Ik mag het niet vergeten.
Natuurlijk ben ik het niet vergeten. Vandaag ben ik voor het laatst naar de man gegaan. Ik heb gezien dat hij niet slaapt. Hij is werkelijk dood en ik heb hem niet gekend.
Alleen zij zullen hem missen, zoals zij het de wereld in de krant hebben beloofd. Toch is geen van die mannen die zij kennen dezelfde. Maar hij is wel dood. Voor iedereen. Ook voor mij. Alleen hij heeft precies geweten wie hij was. Aan iedereen heeft hij een heel klein stukje gegeven. Toen is hij dood gegaan. Eén stukje heeft hij voor zichzelf bewaard en er is niets voor mij. En hij is dood.
Morgen ligt de man in de aarde. Een man die glimlacht. Het lijkt of hij slaapt, maar hij is dood. Ik weet het, want ik heb het gezien en ik ben het niet vergeten. En hij zal blijven glimlachen, zijn eeuwenlange dood door. Omdat hij veel jaren geleden geboren is.