De Revisor. Jaargang 15
(1988)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
In Hiroshige's krullende brandingOok in de streek der Ainoe spoelt
de branding op arme Shintostranden,
maar de Ainoe zet zijn penis niet
in 'n lakkastje op het altaar van z'n vuur.
In werkdagen van zestien uur vist hij
wat schamele exotische zeevis bij
elkaar voor vrouw en kind per kano
die nauwelijks zeewaardig heten mag.
De armste der vissers is hij, Monoke,
en leeft van dertig yen per dag
waarvoor drie kommen rijst en 'n vingerhoed
thee povere compensatie heten mag.
Maar op feestdagen van z'n animistisch
rijke, maar godarme volk verschijnt hij
in kimono's van des keizers jaloezie.
Schuw op 'n toeristenfoto, hij, Monoke,
met z'n vergeten gezin van drie
vrolijke, trotse, heidens geheten mensen:
en wij, in onze dure engelse confectie
mogen beschroomd zo'n feestkleed wensen!
| |
[pagina 95]
| |
De haarspeld van FujiIn de oude keizersstad Kyoto
tokkelde samurai Han-hon ooit droeve
slepende tonen op de drie snaren
van het geërfd, gelakte instrument.
Zijn geisha Fuji, een hitsig brok
en tevens diens Xantippe, (gelezen had
de mikado uit boeken van Hollandse
mannen uit ver Decima -)
nam nooit haar haarspeld uit in bed.
Daarop schreef de mikado 'n haiku
als 'n dronken Ier z'n limerick:
‘De hoge kreten van m'n Fuji,
als ik haar kreunende omarm!
Maar ach, heur haarspeld!’
Dit al in 17 Kyoter syllaben,
maar haiku verveelden hem snel.
Dan nam hij vlug een sake en 't
oude instrument ter hand, van vaders'
vader ooit het rijkst bezit.
En bedacht iets voor de keizer. Maar
hoewel briljant van sentiment en wijs,
stuurde deze al Han-hon's liedjes terug.
Daarop greep de mikado Fuji, ontrukte
'r de speld, zij naakt hijgend op de rug -
| |
Het atelier van Kuji OguraDe schilder Kuji tekent in elastische
karakters snel en voorzichtig
de diamanten sutra van Sakyamuni
in concentratie op fijn rijstpapier.
Op yokohamer pantoffels kijken wij
toe, ons schoeisel bij de deur
van 't atelier waar in aarden vaatje
rozebeknopt rechtop een bloesemtak,
als zenaandenken der verfijnde geur.
Zijn vrouw schenkt thee in aarden,
kleine kommen, en na hoofdknik nippen wij
aan wat Gautama's oogleden ooit waren:
zwevende blaadjes op de bodem van 'n nap
waaruit 't ritueel der thee pieus ontstond.
Dan lachen wij: de gehele Diamanten sutra
heeft hij calligrafisch, in no time,
geknield gekleed in kleren vol traditie
glimlachend briljant penselend neergezet.
Les gaf Kuji op 'n kunstschool in Osaka, en
ik ben zijn discipel, Ananda van z'n thee.
We houden Christus in eerbied op 'n afstand,
doen zwijgende met Basho en de Bhoedda mee -
|
|