De Revisor. Jaargang 14(1987)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Jos van den Hoek Een kring, ik doorbrak hem met gemak - dat zware hart, voordat ik hem doorbrak, als het hart van de kring, dood moest het willen om vrij te mogen zijn een kring, ik doorbrak hem met gemak - waar ik ook om lach, een lach haalt het weg; een nagalm lacht mij uit (dwaas) niets is zo nieuw dat ik niet meer onder de zon ben Op een heuvel hoort een galg (eng te doen) en Broer Konijn hoort het dal uit te springen, op noch om kijkend, maar na geen sprong iets kleiner lijkend - als ik hem maar blijf verzinnen, zie ik hem zichzelf blijven nee, dan eensklaps aan alles onttrokken - dat begint iets met terugwerkende kracht te ontkrachten en praat zo nog goed dat het geen hoed afzette, alvorens te sterven Niet op ons gemak - zo'n zit van op het hakblok leren zitten maar het willen opstaan en opzij gaan, voordat het bijltijd is? zitten blijven? - opdat het gaat hakken en zo aan zijn einde komt en ik om het voorbije toch opsta of zal ik dan een ander zijn? Geest, uit glans van ongeldigheid, een maansikkel aan de daghemel waartoe merelse vroegte verdampte water, kolkwater - geen oppervlak hield het drijvende; water ging aan water te gronde, als wij los van het onze tot niets dan diepte komen konden dit weer: drooggevallen middaguur we horen op - iemand komt de trap naar de veranda op - voorlopig zijn wij het, op verboden trappen Het geschrevene brengt het tot leeuweleven: soms gaat het inderdaad happen, vaak stelt het zich aan, meestal geeuwt het zon - ben ik vertroeteld altijd verblind?; sterven vleermuizen aan geluk? een zich afrollen naar zee, een zich oprollen naar huis ik kom, avond, ik kom met weerlicht verten bewaken Een avond kruipt ongedeerd onder de dag uit achter ogen is de wereld god en ziet zij zich slapen zeg dat zeelten elkaar alsmaar duwtjes in het voorbijgaan geven - liefde, geprolongeerde begroeting maar het was avond; een mijn wacht op het bevrijdende ‘schip’ Vorige Volgende