De demonische verleiding van de materiële en psychische afgrond, de kloof, vinden we ook bij E.T.A. Hoffmann. Heine zag hem als een door Arnim bedacht personage, Hoffmann was in zijn ogen meer dan Arnim gegrepen door de zelf bedachte demonie. In zijn Romantische Schule schrijft Heine: ‘Arnim laat, met een soevereine glimlach toekijkend vanaf zijn spookschimmel, groteske schepsels de revue passeren.’ Maar ‘Hoffmann kijkt met panische ontzetting toe wanneer hij geesten oproept.’
Bij Hoffmann, die op het bijgelovige af geïnteresseerd was in verschijnselen die de toen bekende natuurwetten te boven gingen, bereikte het fantastische verhaal van de Duitse Romantiek een hoogtepunt. In zijn novelle Die Bergwerke zu Falun (1819) culmineert een gegeven dat is voorbereid door Tieck, Novalis, Arnim en anderen.
Bij Tieck troffen we behalve de bergkoningin ook al de geheimzinnige, van gedaanten wisselende oude man aan, en de verlokkingen van, de passie voor de minerale wereld.
Tieck gaf in 1802 Novalis' onvoltooide, fragmentarische roman Heinrich von Ofterdingen uit, over de ‘Bildung’ van een minnezanger, symbool voor de romantische dichter. In het vijfde hoofdstuk steekt een oude mijnwerker de loftrompet van de mijnbouw; zijn beschrijving is ongeveer diametraal tegengesteld aan die welke Hoffmann geeft van de mijn van Falun. In dat hoofdstuk onthult een kluizenaar in een grot de wijsheid van het onderaardse aan Heinrich. De jonge dichter ziet er een geïllustreerd boek waarin zijn eigen levensloop staat geschreven, helaas in het Provençaals. Een vertaling van Novalis' onvoltooide roman? Het boek heeft geen titel, het slot ontbreekt. Veel elementen van Hoffmanns vertelling komen rechtstreeks van Novalis: de oude mijnwerker die de jonge hoofdpersoon vertelt van de onderaardse wonderen, de voettocht naar Falun, de ontvangst die hem daar wordt bereid, de omgang met zijn meester en de verloving met diens dochter - Novalis zelf verloofde zich met de dochter van een mijneigenaar. Hoe groot de overeenkomsten met Novalis ook mogen zijn, het demonische in Hoffmanns Falun heeft meer van Tieck en Arnim dan van Novalis.
Novalis was mijningenieur. Als hij niet zo vroeg was gestorven, aldus Tieck, had hij na zijn roman over de poëzie nog vijf romans geschreven, waaronder een over de techniek. Arnim publiceerde al in 1799 een verhandeling over de elektriciteit. Wat bij veel auteurs van negentiende-eeuwse fantastische verhalen opvalt is hun grote belangstelling voor de natuurwetenschappen. Hun motto schijnt te zijn: zoek eerst een natuurlijke verklaring voor het wonder; als dat niet lukt, is het raadsel des te griezeliger. Zet nuchtere, realistische personages neer, waarmee de lezer zich kan vereenzelvigen. Als die voor het onoplosbare mysterie komen te staan, komt de schok des te harder aan.
Hoffmanns Falun is een compositie van felle, kundig gecomponeerde contrasten. Hij geeft zijn fantastische bedenksels voortdurend een realistisch tegenwicht. Bij wijze van voorbereiding las hij eerst Hausmanns Reise durch Skandinavien, waarin hij kennis opdeed over de mijnbouw aldaar. Omdat hij meer wilde weten over de zeden en gewoonten in Midden-Zweden, raadde zijn boekhandelaar hem E.M. Arndt, Reise durch Schweden aan. En zo heeft hij het alledaagse met het wonderlijke weten te confronteren in een realisme dat een heel ‘unheimlich’ effect heeft. Freud, die met Hoffmanns Der Sandmann zijn studie over Das Unheimliche heeft geïllustreerd, constateert dat iets unheimlich wordt wanneer de grens tussen fantasie en werkelijkheid vervaagt, wanneer iets ons als werkelijk wordt voorgesteld dat we totdantoe voor fantastisch hebben gehouden.
Dit grensverkeer is het kenmerk van de romantische fantastische literatuur. Het personage weifelt tussen dag en nacht, droom en werkelijkheid, bewust en onbewust, rede en bijgeloof, en de lezer volgt hem gefascineerd, zij het op afstand.
Hoffmann sprak zelf in zijn Sandmann over de ‘innerlijke gespletenheid’ van de hoofdpersoon. Gespleten is ook Elis Fröbom, de hoofdpersoon van Falun. Eerst matroos, daarna mijnwerker. Groter tegenstelling van beroepen, van karakters in een persoon is niet denkbaar. Balancerend tussen de wijde wolkenlucht boven de zee en de diepe afgrond met zijn schatten. Verscheurd doordat hij gefascineerd is door en afkeer heeft van de diepte, de afgrond. Hoffmann heeft het bericht mythische betekenis gegeven en het in verband gebracht met de thema's van de afdaling in de onderwereld, en van het verbond met de duivel.
Van degenen die zich na Hoffmann met het gegeven van de mijnwerker van Falun hebben beziggehouden zijn de bekendsten Richard Wagner, die in 1841/42 een opera-ontwerp baseerde op Hoffmanns versie, en Hugo van Hoffmannsthal die in zijn tragedie Das Bergwerk zu Falun, 1906, ook Hoffmanns vertelling volgt, zij het, dat hij de onderwereld hoger waardeert dan de ‘vluchtige zintuigelijke werkelijkheid’ - waarmee hij, net als Novalis, de werkelijkheid van de grot boven die van de bovenwereld stelt.