De Revisor. Jaargang 14(1987)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Harmen Wind Het gesticht I Baden Dinsdagochtend vijf uur: baden. Wit en glad het porcelein, lysol ruikt nu naar jasmijn, Willem smeekt al om genade. Tevergeefs: per brandweergreep wordt hij door de zaal gedragen. Hij gaat, grijs en oud van dagen, elke week opnieuw om zeep. Suur met zijn pyjamamouwen opgestroopt, staat voor zijn bed, zingt Wilhelmus van Nassouwe, zat al vroeg in het verzet. Willem huilt, handen gevouwen. Op zijn hemd staat: Jezus redt. II Gods koekoek Ten Have loopt gelijk, altijd heen en weer van daar naar hier. De gewezen kruidenier die een hoger leven leidt krijgt ieder kwartier gezag. Dan mag hij ons mores leren: tijdstip, datum, Jaar des Heren, vierenzestig maal per dag. Tracht Ten Have niet te stuiten want dan slaat hij je geheid door de vensterruit naar buiten. Alle dagen, vroom gewijd door ze zuiver af te sluiten, weekt hij voor de eeuwigheid. [pagina 45] [p. 45] III Bijster Bart is uit de dood geboren. In voltooid verleden tijd wandelt hij achterstevoren en raakt steeds de richting kwijt. Hij is een vermaarde schilder al weet hij zijn naam niet meer. Jong gestorven, in zijn wilde jaren, heroiek geduelleerd. En al zit hij ook te vloeken aan 't ontbijt als elke lijn op het laken bij het zoeken naar de weg doelloos verdwijnt, eens komt alles uit de doeken die nu nog vernietigd zijn. IV Don Juan Neuman heeft wel korte benen maar hij is verrassend snel. Lachen doet hij veel en schel, schijnt het goed met mij te menen: Hij weet waar de vrouwtjes zijn. Laat ik hem een shagje draaien, kan hij wel wat voor me snaaien, tussendoortjes voor de gein. Rent hij een paar dagen later spiernaakt door het fluitekruid; heterdaad. Maar Neuman schatert 't in zijn dwangbuis al weer uit: morgen naar de psychiater, zijn geheime, warme bruid. V Zegeningen Ik ben Hermans vriend en mag in het kuiltje op zijn test voelen. Net een vogelnest, maar wel leeg. Een hard gelag. Na de maaltijd roept hij mij plechtig, met wijd uitgebreide armen komt hij nader schrijden, op zijn hoofd een kippeëi. Hij stelt voor een lied te zingen: Zelfs vindt de mus een huis o Heer en Van U zijn alle dingen en hij kent er nog veel meer. Ze gaan over zegeningen, dat is logisch, deze keer. Vorige Volgende