Friedrich Hölderlin
Vanuit de afgrond namelijk...
De vertaling van dit gedicht-ontwerp volgt niet de tekst van de standaardeditie, de ‘Große Stuttgarter Ausgabe’ van Friedrich Beißner. Sinds 1986 is het kladblad waarop Hölderlin het noteerde in facsimile voor een groot publiek bereikbaar, als blad 75 van het door D.E. Sattler geëditeerde ‘Homburger Folioheft’. Deze facsimile overtuigde de vertaler van de willekeur van Beißners versie, en zette hem aan zelf een mogelijke tekst te reconstrueren.
Vanuit de afgrond namelijk zijn
Wij opgestaan en weggegaan,
Lichtdronken en de diergeest rust
Met hem. Spoedig echter zal, als een hond, rondgaan
In de hitte mijn stem op de straten der tuinen
In Frankfurt echter, naar haar gedaante, die
Der scheppers afdruk is der natuur,
Des mensen namelijk, bedroevelijk is de navel echter
Van deze aarde. Deze tijd ook
Is tijd, en van Duits glazuur.
Een wilde heuvel staat boven de helling
Van mijn tuinen. Kersebomen opdat ze zouden zien. Scherpe adem echter waait
Rond de holen van de rots. Aldaar ben ik
Alles met elkaar. Echter zwaar gaan langs
De vrolijke bergen weg. Rechts ligt neer het bos. Heerlijk
Echter boven bronnen buigen slank
Een noteboom en zich bessen, als koraal
Hangen aan de struik boven stengels van hout
Oorspronkelijk uit koren, nu echter vast te stellen, bevestigd gezang,
Tot pijn toe echter voor de neus stijgt van bloemen uit de stad
Citroenengeur op en de olie, uit de Provence, waar
Sinds lang grootbrengen de maan en lot
Ze hebben deze dankbaarheid mij, de Gascognische landen,
Gegeven. Getemd echter, om nog te zien, en gevoed hebben mij de dis en
De rapierlust en bruine druiven, bruine en leest mij o
U, bloesems van Duitsland, o mijn hart wordt
Het licht zich beproeft wanneer van Duitsland
Vertaling Ben Schomakers