... houden moet, en deze en niets anders bedoelt en moet hij bedoelen, wanneer hij van een godheid spreekt en van harte, en niet vanuit een dienstbare gedachtenis of beroepshalve spreekt. Het bewijs is met een paar woorden te geven. Noch enkel uit zichzelf, noch alleen uit de voorwerpen die hem omringen kan de mens de ervaring opdoen, dat er meer dan machinale beweging, dat er een geest, een God in de wereld is, maar wel in een levendere, boven de nooddruft verheven betrekking, waarin hij staat tot dat wat hem omringt.
En iedereen zou dientengevolge zijn eigen God hebben, voor zover een ieder zijn eigen sfeer heeft waarin hij werkzaam is en die hij ervaart, en slechts voor zover verschillende mensen een gemeenschappelijke sfeer hebben waarin zij menselijk, dat wil zeggen boven de nooddruft verheven werkzaam zijn en lijden, slechts in zoverre hebben zij een gemeenschappelijke godheid; en als er een sfeer is waarin allen tegelijk leven en waartoe zij zich in een meer dan nooddruftige betrekking voelen staan, dan, maar ook slechts in zoverre, hebben zij allen een gemeenschappelijke godheid.
Daarbij echter moet niet vergeten worden, dat de mens zich ook wel in de situatie van de ander kan verplaatsen, dat hij de sfeer van de ander tot zijn eigen sfeer maken kan, dat het dus voor die mens, natuurlijkerwijs, niet zo moeilijk kan zijn om de ervaringswijze en voorstelling van het goddelijke te billijken, die uit de bijzondere betrekkingen gevormd wordt waarin hij tot de wereld staat - mits deze voorstelling niet uit een hartstochtelijk, overmoedig of knechtelijk leven is voortgekomen, waaruit dan ook altijd een even nooddruftige, hartstochtelijke voorstelling gevormd wordt van de geest die in dit leven heerst, zodat deze geest altijd de gestalte aanneemt van de tyran of de knecht. Maar ook in een beperkt leven kan de mens oneindig leven, en ook de beperkte voorstelling van een godheid, die uit zijn leven voor hem ontstaat, kan een oneindige zijn. (Uitwerking.)
Dus, zoals iemand de beperkte, maar reine levenswijze van de ander kan billijken, zo kan hij ook de beperkte, maar reine voorstellingswijze billijken, die de ander van het goddelijke heeft. Het is integendeel een behoefte van de mensen, zolang zij niet gekrenkt en geërgerd, niet terneer geslagen en niet opstandig in een rechtvaardige of onrechtvaardige strijd gewikkeld zijn, om hun verschillende voorstellingswijzen van het goddelijke, evenals dat bij hun overige interessen het geval is, samen te brengen en zo aan de beperktheid, die elke afzonderlijke voorstellingswijze heeft, haar vrijheid te geven, doordat zij in een harmonisch geheel van voorstellingswijzen is opgenomen, en tegelijk, juist omdat in elke bijzondere voorstellingswijze ook de betekenis ligt van de bijzondere levenswijze die een ieder heeft, aan de noodzakelijke beperktheid van die levenswijze haar vrijheid te geven, doordat zij in een harmonisch geheel van levenswijzen is opgenomen.
... dat wil zeggen van dien aard zijn dat de mensen, die zich daarin bevinden, in zoverre wel zonder elkaar geïsoleerd kunnen bestaan, en dat deze rechtsverhoudingen pas door hun verstoring positief worden, dat wil zeggen dat deze verstoring geen nalatigheid, maar een daad van geweld is en evenzo door geweld en dwang tegengehouden en beperkt wordt, dat dus ook de wetten van die verhoudingen op zichzelf negatief en enkel onder de voorwaarde van hun overtreding positief zijn; daarentegen die vrijere verhoudingen, zolang ze zijn wat ze zijn, en ongestoord bestaan...
Aanwijzingen voor voortzetting.
Verschil van religieuze verhoudingen met intellektuele, morele, juridische verhoudingen enerzijds, en met fysische, mechanische, historische verhoudingen anderzijds, zodat de religieuze verhoudingen enerzijds in hun delen de persoonlijkheid, de zelfstandigheid, de wederzijdse beperking, het negatieve evenwaardige naast elkaar bestaan van de intellektuele verhoudingen bezitten, anderzijds de innige samenhang, het aan elkaar toegevoegd zijn, die onscheidbaarheid in hun delen bezitten, die de delen van een fysische verhouding karakteriseert, zodat die religieuze verhoudingen in hun voorstelling noch intellektueel, noch historisch, doch intellektueel historisch, dat wil zeggen mythisch zijn, zowel wat betreft hun stof als hun presentatie. Zij zullen dus wat de stof aangaat noch uitsluitend ideeën of begrippen of karakters, noch ook uitsluitend gebeurtenissen, feiten bevatten, ook niet beide gescheiden, doch beide in één, en wel zo, dat waar de persoonlijke delen meer gewicht hebben, het hoofdbestanddeel, de eigenlijke inhoud vormen, de uitbeelding, de vormgeving vertellender zal zijn (epische mythe), en waar de gebeurtenis hoofdbestanddeel, eigenlijke inhoud is, de vormgeving persoonlijker zal zijn (dramatische mythe); alleen moet men niet vergeten, dat zowel de persoonlijke als de historische delen altijd slechts ondergeschikt zijn in verhouding tot het hoofdbestanddeel, tot de God van de mythe. (Het lyrisch-mythische moet nog gedefiniëerd worden.)
Zo ook de presentatie van de mythe. Haar delen worden enerzijds zo samengesteld, dat door hun voortdurende wederzijdse beperking er niet één te zeer op de voorgrond treedt, en ieder juist daardoor een zekere mate van zelfstandigheid krijgt, en in zoverre zal de presentatie een intellektueel karakter dragen; anderzijds zullen zij, doordat elk deel iets verder gaat dan noodzakelijk is, juist daardoor die onscheidbaarheid krijgen, die verder alleen aan de delen van een fysische, mechanische verhouding eigen is.
Zo zou alle religie naar haar aard poëtisch zijn.
Hier kan nu nog gesproken worden over de vereniging van verschillende godsdiensten tot één religie, waarbij iedereen zijn eigen God en allen een gemeenschappelijke God in dichterlijke voorstellingen eren, waarbij iedereen zijn hogere leven, en allen een gemeenschappelijk hoger leven, de viering van het leven mythisch vieren. Verder zou nog gesproken kunnen worden over godsdienststichters en over priesters, wat zij vanuit dit gezichtspunt zijn: godsdienststichters zijn (als het niet de vaderen van een familie zijn, die hun taak en bekwaamheid doorgeeft), als zij aan een...
Vertaling C.O. Jellema