De Revisor. Jaargang 13
(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Ernesto Sábato
| |
[pagina 66]
| |
dat mengsel van emotionele verlegenheid en schaamte, en ons in staat gesteld echte vrienden te worden. In een van zijn brieven uit Berlijn - in een periode waarin Witold ziek en eenzaam was - schreef hij mij: ‘Ik geloof dat het moment gekomen is om elkaar te tutoyeren.’ Met diepe vreugde las ik die woorden, waarvan ik me voorstelde dat ze - ondanks de impliciete emotie die ze bevatten - theatraal werden uitgesproken. Maar in die enkele woorden heb ik het gewicht van zijn eenzaamheid gevoeld in een vreemd land, zijn heimwee naar Buenos Aires, zijn affectie. Een van de mooiste brieven die ik heb ontvangen naar aanleiding van mijn roman Over helden en graven is die welke híj me heeft geschreven vanuit de kliniek in Berlijn waar hij was opgenomen, en de reden daarvan is, denk ik, dat die roman een intense herleving voor hem betekende van de atmosfeer, de problemen, de gewoontes, de liefdes, de betoveringen van onze geliefde stad. Opgesloten in zijn kliniek had hij het boek herlezen, en zijn brief is van een al te heftige emotie om haar hier te kunnen weergeven, want een goed deel van zijn lof schrijf ik toe aan de toestand waarin hij verkeerde; hij had het boek een eerste keer gelezen toen hij nog in Buenos Aires was, direct na verschijning, en hij had me toen een heel gekke korte reactie gestuurd: ‘M'n beste Ernesto, mijn gelukwensen, het is een even belangrijk als meeslepend werk, het doet goed u in dit boek op uw werkelijke niveau aan te treffen en met uw natuurlijke “genie”. En ik ben er zeker van dat u, geleid door uw lot, eindelijk zult ophouden bepaalde kroegen te bezoeken. Hoe treurig dat u ervan houdt die bocht te drinken! Excuseert u de oprechtheid van een vriend op het geestelijke vlak.’ We hebben elkaar pas teruggezien in Vence, kort voor zijn dood. In welk jaar? Ik herinner het me niet meer... Zijn aanblik greep me aan, omdat de cortisone zijn gezicht had doen opzwellen en hij niet meer die magere Pool was die ik had gekend. Hij leek me er slecht aan toe, maar natuurlijk zei ik tegen hem, zoals men altijd doet in zulke gevallen: ‘Je maakt het goed, Witold’, waarop hij droog antwoordde: ‘Je liegt, ik maak het slecht, heel slecht, en ik vind het onplezierig dat je je tot die leugens, die gemeenplaatsen verlaagt.’ Van dat moment af begonnen we weer te discussiëren. Ik herinner me onze lange discussies over de politiek, even absurd als alle discussies die we over het onderwerp hebben gehad. Hij hield vol dat de Verenigde Staten het grote voorbeeld waren, en hij ging zo ver in zijn overdrijving dat hij de supermarkten en Coca-Cola ophemelde - allemaal natuurlijk om te choqueren, om de burger op stang te jagen. Daarna veranderde alles, de toon, de woorden, de ideeën: alles werd ernstig, serieus, bescheiden, hartelijk. We spraken over ons werk, hij had kritiek op mijn neiging om weinig te publiceren. Maar toen ik hem vroeg waar hij mee bezig was en wat hij het liefste wilde doen, werd zijn toon bijzonder ernstig en hij zei met heel zachte stem: ‘Ernesto, het belangrijkste wat ik zou kunnen doen en wat ik nooit zál doen - het is te laat -, zou het relaas zijn van mijn poëtische ervaringen gedurende mijn eerste jaren in Buenos Aires.’ Zijn toon, zijn schaamte deden mij denken dat hij doelde op zijn homoseksuele ervaringen. Met heel de kracht van mijn bewondering heb ik hem aangespoord daarover te schrijven en al het andere te laten liggen om verslag te doen van die ervaring, wat stellig een van de beste dingen kon worden die hij in zijn leven zou achterlaten. Maar hij luisterde naar me met een uitdrukking van treurigheid, terwijl hij almaar nee schudde met zijn hoofd. Ik begreep dat mijn argumenten niets aan zijn beslissing zouden veranderen en dat de gevoelsmens Witold Gombrowicz, een wezen van extreme schaamte, nooit zou zeggen wat misschien het geheimzinnigste en het diepste in zijn bestaan was geweest. Hoeveel dingen hebben ons geraakt, Mathilde en mij, tijdens die ontmoeting waarvan ik voelde dat die de laatste was! Zijn zorg om een bed voor me te vinden waar mijn voeten konden uitsteken tijdens de slaap, een manie van me die hij kende en die hij op komische wijze respecteerde; de noodzaak ons te wekken, omdat we anders de trein naar Milaan zouden missen; het Franse geld dat hij ons beslist wilde geven, omdat het zondag was en de wisselkantoren gesloten waren; zijn aandringen om langer bij hem te blijven... Alles getuigde van zijn vermogen tot liefde en gevoeligheid, dat hij verborg onder zijn ruwe en hooghartige manier van doen. En ook vandaag nog kunnen we niet zonder emotie die brief herlezen waarin Rita ons vertelde hoe zijn gedachten hem tijdens zijn laatste dagen telkens terugvoerden naar Buenos Aires, naar ons, naar de vrienden die hij had achtergelaten op die ongelukkige en verre aarde.
vertaling Paul Beers |
|