| |
| |
| |
Koos Geerds
Van Rechteren
Zo, blij dat we er zijn. Die route heeft iets heel afmattends.
Let, als je uitstapt, op het overgangsterrein.
Voordat je je notities overkijkt,
moet ik je nog het één en ander zeggen.
Eerst wat betreft de noordelijke havezaten.
Ik nam een stilte waar, waarin jij vluchtig
mompelend al snel op dreef kwam. Een ideale dag
met al dat voorjaarslicht. Mestlucht overrompelde
onze bedorven neusgaten. Er komt wat van terecht.
Eindpunt kasteel. Dit wordt je meesterproef.
Kijk niet op je horloge, beste jongen.
Blijf kalm, je hebt al veel geschreven,
allerlei vormen, een veelheid aan benaderingen
en effecten. Aan oefening dus geen gebrek.
De tijd is rijp een eigen standpunt in te nemen.
Laat me alleen nog op wat essentialia wijzen.
Vóór alles: rustig aan, God maakt al haast genoeg.
Zorg dat men later zegt: hij scheidde bij het vuur
de korrels van het kaf, zonder een grein van hoogmoed;
elk woord een uitgestelde punt, een opmaat evenzeer.
Het mag niet uit te maken zijn. Wees de complexe
eenvoud zelve. Bezig de taal.
Wat er niet in kan mag je niet verzwijgen.
Laat klinkklank en verdichtsels over aan de zot.
Jij weet van betere dingen.
Het punt is elke keer: van welke kant contact
te leggen; je zult er nog gemak van hebben
een veelbelezen mens te zijn. Houd het gemengd,
dat lezen, vertrek vanaf een weids emplacement.
Als hier. Heb goede hoop op de omlegging
der wissels: ineens onthult zich het traject.
Komt er een wrevel in je op, laat dan het wachtwoord
tolhek zijn - ergens zit dan iets in de weg.
Spoor het onmiddellijk op.
| |
| |
‘De wil van het gemaakt bestek volbrengen’, zei je laatst.
Daar stel ik deze vraag bij: het bestek van wie?
Van jou, van God, van gene architect, van alle drie?
Neem nooit een zinspreuk over zonder sterke achterdocht.
Bedenk dat alles op het compromis berust - van onze kant.
Breng in, dwing dus jezelf het halverwege te ontmoeten.
Ontneem het z'n weerbarstigheid; ten dele,
want anders wordt de poëzie een windmachine,
waarin de doodsklok volop luidt.
De overkill aan kennis die je torst, laat die je
verontrusten; koester haar zeer. Het is het enige.
Ontkracht de Openbaring niet - alleen de roekelozen
doen schamper over God. Herinner je de brug.
Het magistrale weten. Oorkonden, privileges,
geslachtsregisters tot de tiende decimaal,
interieurs, hoogadellijke tomben, gastvrijheid
aan de overheersers, brandschatting, afbraak,
bombardementen, de omgeploegde wonden,
het wanbeheer. En dan: die Kunst der Fuge.
Bijvoorbeeld: is dit gaaf relict een antwoord
of een laat tenzij; denk na, je bent een zeer volwassen
kind en mag dus de gevolgen niet ontwijken.
Kijk me maar aan; nee, kijk liever voor je uit.
Je hebt alreeds de prille trekken van een peinzer.
Ontspan je lippen, glimlach een beetje om de lichtheid
Beschouw de poëzie als een verplaatsbaar laboratorium,
dat je voortdurend meezeult op je nek - prettig,
maar hondsvermoeiend. Trek langzaam rond en pieker,
verkies waar je het vaakst naar toe getrokken wordt.
De ruimte van de veelbeproefde wegen,
zoals wij die gegaan zijn, steed opnieuw.
Laat je maar trekken; niet als willoos ijzer,
Wees niet bezorgd ooit uitgeput te raken.
Laat wat de oude Einstein zei je vergezellen:
‘De Heer is lastig, maar boosaardig is Hij niet.’
De jacht als tijdverdrijf, beperkt afschot om de soort
weer algemeen te maken, maar nimmer zo dat al wat hoeven
heeft zich driftig voortplant in beschermd domein -
(de doffe, roffelende, daverende hoeven).
| |
| |
Bedaar; je wordt opeens verlamd door de gedachte
dat jij het wild versteent. Maar laat je niet bedotten,
het leeft, de hartslag in de keel, bereid
om huilend van geluk bij jou op schoot te kruipen.
Of schept de schoonheid sier uit dood?
Dreig echter nooit, mijd wat de dingen schichtig maakt.
Kom er heel dikwijls, neem ze op. Sta er
bij stil, zoals een boomstam. Vergroeide potentiaal.
Drijf ze nooit klem, strooi ze geen zand
in de ogen. Tem ze, maar zo dat ze wat handschuw
blijven; dit is de zuiverste verhouding.
Voel je het woord als dreiging, benauwt het je,
doe dan een flinke stap terug, maar kijk het
ononderbroken aan. Want in het nauw is het heel onberekenbaar.
Bedenk: je hebt het aan jezelf te wijten.
Gedraag je; de wereld ligt beslist niet
in een hinderlaag. Dus wek ook zelf de schijn niet.
Jij hebt nu deze plek gekozen. Sta niet te schuifelen
en blijf erbij; je kunt je geen absentie permitteren.
Het is een heel goed punt. Je hebt hier pied-à-terre.
De proef die jij volbrengt omvat een test van alle delen
en verbindingen; verblindingen zo gauw je je vergist.
Voorzichtig aan. Je loopt nog steeds het risico
Heb nergens groter hekel aan dan dat je er niet zwaar
aan hoeft te tillen. Streef naar het vederlichte.
Onthoud: je bent God niet. Je zult het van het volgen
moeten hebben. Blijf waar je woont.
Word nooit een beunhaas die constant moet reizen.
Verkijk je niet op je gezag. Wat jij bestuurt
is maar ontzaglijk weinig. Verhef je niet als Skrjabin.
Forceer nu niets, want poëzie is zachte drang.
Bedwing je heerszucht. De vraag hoe het zou zijn
als jij het liet geworden. ‘Dan leeft het zonder zin’,
liet je je deze week ontvallen. Heb je zo'n schamel beeld
van de Voorzienigheid? Kijk uit wat je hier aanricht!
Wij zijn niet afgedwaald. Wij doen niet anders
dan geweten structureren, standpunt bepalen.
Denk nooit dat het wel zonder kan. Uit een impuls,
uit domme zelfexpressie. Daar schiet je echt geen steek
mee op. Trouwens, wie zou dat dan wel moeten lezen?
| |
| |
Laat me nou maar eens zien wat je geschreven hebt.
Hm, goed getroffen: ‘hangt van de schoonheid aan elkaar’.
En hier: ‘Monochromie, waar helder licht uit sneeuwt’ -
wat je zo en passant dan toch weer opsteekt;
goed dat we alles nog eens hebben doorgenomen.
Ze kunnen nog plezier aan je beleven.
En wat is dit? ‘Privé-getijdenboek met prent.
Een sphinx met ingeklapte vleugels,
die in de anti-chambre wacht op brieven van haar held.
Lyriek van de mislukking van de tijd.’
Die genitief is fraai, maar wees er zuinig op;
het is een heel verrassend instrument,
mits door een meesterhand gestemd
Beschouw het zo: je bent tenslotte bij jezelf weer
uitgekomen, maar aan de andere kant.
Dit verklaart voldoende je verbazing als bij het eerste
aanzicht. ‘Ster in het landschap, zacht geland, vannacht’.
Wat hebben we nog over. Een ingeperkte ruimte,
een afgemeten blik. Wat je nu ziet.
Geledingen compact, gelederen gesloten.
Zeer wijd en zijd. Een hoogst bewoonbaar,
onaantastbaar Huis. Het water in een middeleeuwse lus,
bezwijmd ternederliggend. Verboden toegang.
Jouw indringend kijken, dat een genoegen is.
|
|