De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Koos Geerds Goutbeek-archief Om de rivier die namen heeft bedacht. Die erg verbonden was, die is vermaakt aan licht, dat achter damp aanjaagt. IJstijd verwachting die uit ramen staart waar wolven door naar binnen kijken. Om ritueel dat uit z'n voegen kraakt. Ontbedding van de vorm die resten braakt - sieraden, wapens, stenen, tuig. Een net, een vuursteenartefact, een strik. Iets wat de namen trekt als paarden naar de stallen, diep ingeklonken kracht van rendier, mammoet, draak; vergroeid om eruit los te raken. Of opjaagt als een hond, een drijver die het areaal nauwkeurig heeft bepaald. Voor tijd die stevens wendt, lucht die om lucht te zijn boorden heeft opgericht die aan de volheid knagen, leegte die om herinnering van opbrengst klemt. Graatmagere orakeltaal: de visser droomt hij waakt en krijgt in sluw latijn instructies; venijn dat sluimert aan de kieuwen, aas waar de wreedste bek aan haakt. Ter overweging: neem de kaart, lees kennis af. De stroom gaat vredig in de strekking van nieuwe dood die dwars door alle bochten snijdt. De erfpacht wemelt van verraad: rivierduin, esgrond, greppels zijn geruimd. En deze brug, met uitzicht op het slot, raakt nergens aan de Vecht; aantrekkingskracht houdt afstand. Of er een vindplaats is, een nederzetting; coördinatie van gebied, technieken om de herkomst vast te houden, een strategie: de deltaperiode, de toendratijd, de blootgelegde bruine vlekken van een hoeve, vermoedens omtrent indrukken van puin. Het raadsel van de afgekrabde scherven. Een pijl die vice versa wijst. Vorige Volgende