De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Wiel Kusters Aar opa 1 Je zit in de trein, een heel jaar jonger dan je bent. Je hoopt dat jou hier niemand kent. 2 De conducteur! Je krijgt een kleur. Die zegt misschien: jij bent al tien, dan kan ik aan je wangen zien. 3 Je draagt een snor en ook een baard: van carnaval bewaard. 4 Je kocht een kaartje voor de halve prijs. Je zweet achter je baardje. Je wordt al grijs. Verhaal Ik zat in de trein, moest ergens zijn. De trein bleef staan. Ik hing uit het raam. het station had geen naam. Verder moest ik per ballon, in zo'n rieten mand. Ik nam mijn linkerhand en zwaaide. Leeg was het perron. ‘En toen?’ Toen gaf jij mij een zoen. Een herinnering Dit is wat ik plotseling zie: een kleinigheid, een reus. Zijn hemd is rood, zijn broek is blauw. Hij ligt languit en haalt diep adem. Vader die mijn hand vasthoudt, herinnering die van mij houdt, die krimpt en krimpt maar nooit verflauwt. [pagina 47] [p. 47] Een toespraak voor T. Ben jij een meisje met lange haren, dan moet je voor een kam gaan sparen. Misschien moet je ook minder dromen. Want wat je droomt kruipt in je haar. 's Morgens zit dat vol met klitten. En dan dreigt meteen de schaar. Vergeet je haar dus niet te kammen. En nog iets: eet veel boterhammen. Landkaart Daar ligt Berlijn. Berlijn praat Duits. Daar ligt Parijs. Parijs praat Frans. Dit hier is ruzie, de grond is hier paars. Hier wonen wij. Praat tegen mij. Prikje Morgen word je ingeënt, maar vader is een flinke vent. Hij kijkt niet naar de naald en jou, anders valt hij flauw. Puberteit Je borst is al bijna met z'n tweetjes En je knieën zijn al bijna met z'n drieën. Vorige Volgende