De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Ienne Biemans Waarom, daarom, omdat het touwtje eerst vastzat en ongemerkt is losgegaan, daarom is alles naar de maan. Wie, wat, waar de fee met engelenhaar de fee met het kindje rose, rose als het vliegt en het bootje dat zich in de zonnewind wiegt. * Blij, blij, blij, de theepot is van klei en al het rode aardewerk wordt opgelepeld door een vlerk. Lepel voor lepel. De klokken met de klepel. De klokken zonder tijd. Ik ben nooit van mijn leven mijn hartelief kwijt. [pagina 31] [p. 31] Waar is je pop? In de spiegelzaal. Hoe kom je daar? Met een trap. Waar is de trap? In de zevende hemel. Hoe kom je daar? Met een stap. Hoeveel stappen? Zoveel als de treden die zijn gesmolten en naar beneden gegleden. Waar is beneden? Naar boven en andersom. Waar is je pop? In zijn heiligdom. * Ik woonde in een trappenhuis met zeker honderd trappen. Honderd trappen? Honderd treden, anders kwam u nooit beneden. Kwam ik nooit beneden, jij, ondankbaar wicht, wie heeft altijd je brood gesneden en wie knoopte je veters dicht? Over het wijde water sprong een zwarte kater. Meester zei: daar vliegt een hond die maakt het wel wat al te bont. Hij trok het beestje aan zijn staart en heel de lucht was opgeklaard. Hij nam het beestje mee naar huis en stookte kolen in het fornuis. Toen werd het aardedonker maar in de verte blonk er een sterretje en dat blijft aan zolang het fornuis en de aarde bestaan. Vorige Volgende