[Vervolg Jacq Vogelaar: Twee kinderver halen]
Gelukkig voor hen, kwam er juist een zwarte kat voorbij. Dat brengt ongeluk, riep Pief verschrikt.
Ja voor jullie, zei Poef, voor jullie loopt ie links, voor mij rechts. Poef had zich snel omgekeerd. Hij richtte zijn geweer.
Niet schieten, riepen Pief en Paf, het is een kat!
Ach wat, haalde Poef zijn schouders op, dat is een eenvoudige dakhaas. En hij drukte af. De kat maakte een vrolijk sprongetje en strekte zich languit neer op de grond, tussen eikels en beukenootjes die haar neus onaangenaam prikkelden, Hatsjie, nieste de kat.
Gezondheid, zei Poef en bukte zich om de buit in ontvangst te nemen. Poef kon natuurlijk niet weten dat de kat een kogelvrij vest aan had en helemaal niet dood was - ze deed maar alsof. En dat niet alleen, ze had bovendien een parachute bij zich, regenlaarzen, een verrekijker, tien pakjes kauwgom en een pikhouweel. Ze was namelijk op weg naar de bergen voor haar jaarlijkse trainingskamp bergbeklimmen. Ze had dus danig de pee in, al zo dicht bij huis te worden opgehouden door drie rondbuikige idioten met ieder een stinkstok in de hand. Bovendien mogen we niet vergeten dat het eigenlijk de kat van de heks was die Poef had neergeknald. Dat mocht niemand weten, want ze was stiekem weggelopen. Ze kon de stank van de heks niet langer verdragen. Het mens waste zich nooit en als een jurk vies was trok ze hem niet uit maar deed eenvoudig een nieuwe jurk er overheen aan. Pas met nieuwjaar trok zij ze uit en het was nog december - je kunt je dus voorstellen dat het voor een kat geen pretje was onder die rokken door te moeten lopen. Het was je reinste luchtvervuiling in de buurt van de heks.
Om niet herkend te worden had de kat een zwart lapje voor haar linkeroog gedaan.
O pardon, stamelde Poef, neemt u mij niet kwalijk, heb ik u soms bezeerd, meneer de piraat?
Ik ben geen meneer, miauwde de kat en gaf hem een gevoelige tik met het pikhouweel in zijn dikke pens.
Poef hield, krijsend als een varken dat geslacht wordt, met beide handen z'n buik vast. Krijsend als een varken, dat kon toch niet waar zijn, zoiets verwacht je toch niet van een jager!
Tot ieders verbazing glibberden uit de scheur in zijn hemd een hele sliert worsten te voorschijn.
Alle donders, brulde Paf, dat zijn geen darmen. Dat zijn, vulde Pief hem aan, de worsten die vannacht bij de slager gestolen zijn! De smiecht, om dat stiekem voor zichzelf te willen houden!
En de twee vrienden Pief en Paf, die tot dat moment nog steeds hun domme hoofden suf hadden staan peinzen over de vraag wie de haas mocht hebben - Pief of Paf óf Pief en Paf samen - zouden Poef een oplawaai hebben verkocht, als niet de haas z'n geduld verloren had en geroepen had: Nou, wie is de hoogste bieder?
Wie was de hoogste bieder? Een goeie vraag. (Omdat het nog wel even zou duren voordat Pief, Paf en Poef die nieuwe vraag zouden hebben opgelost, kan ik ondertussen wel een geheimpje verklappen waarvan de drie domoren nog niets wisten. Want niemand gelooft toch echt dat je zomaar ongestraft een heks boven in een eikeboom kunt laten hangen, met haar hoofd in een weitas?
Ze hing met haar ene voet in de vork van twee takken geklemd. Al haar rokken hingen om haar hoofd en wapperden in de wind. Uit haar gat, want natuurlijk had de heks geen broek aan, hoe zou ze anders haar vuurtjes steeds moeten aanblazen en vooral, hoe zou ze met zoveel vaart door de lucht kunnen suizen als ze niet, als een raket flink gas kon geven - uit het gat in haar achterste blies ze boze rookpluimen de lucht in.
Die rookpluimen, waarmee de heks net als de indianen boodschappen door de lucht kon versturen, werden opgevangen door Karel Kraai, haar huisknecht. Karel Kraai greep onmiddellijk de verbrandtrommel en vloog als de weerlicht naar zijn meesteres in nood.
De kraai kwam net op tijd om een hele verzameling roodborstjes, sijsjes en winterkoninkjes weg te jagen. De vogels hadden gedacht tussen de achterhammen van de heks een stoombad te kunnen nemen. Een sauna in de eikeboom, dat was weer eens iets nieuws.
Eerst smeerde Karel de billen van de heks in met Zwitsal Babyzalf. Daarna pikte hij de weitas van haar roodaangelopen hoofd en zaagde hij de tak door, zonder dat eerst aan de heks te vragen. En voordat die had kunnen protesteren, want zij zag de ramp natuurlijk al wel aankomen, boorde zij met haar kop diep de grond in. Het een en ander ging razendsnel in z'n werk: het speelde zich af in de mum van tijd tussen het drievoudige schot dat de haas leek te hebben geveld, de paar tellen dat de kruitdamp hem aan het oog van de jagers onttrok, én het moment dat de jagers meenden een dode haas te zien liggen.
Voor de haas was het een geluk dat zij zo diep de grond in boorde. Zij kwam precies in zijn hol terecht.
Snel beraadslaagden de heks en de haas met elkaar en besloten van kleren te wisselen. De haas trokke alle vijftig rokken van de heks aan en verborg zijn lange oren onder haar mutsje. De heks stapte in zijn reservepels die de haas altijd bij zich had voor het geval dat zijn eerste