De Revisor. Jaargang 13
(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
René Huigen
| |
2Om een tijdsspanne, oneven
- omdat alsmaar de bal wordt teruggekaatst -
drie lussen voor één strop
in de schaduw van een oude eik
Op zo'n moment zie ik geen uitweg meer
en rook een sigaret
van begin tot einde,
zodat mijn lippen vast,
bijna aan het mondstuk schroeien
En nog één
om mijn mond nu
andersom aan dit einde te zetten
Ik wilde aan mijn voeten hangen
om ze te zien zeggen dat de zon ondergaat
| |
[pagina 51]
| |
3Nu meer van bekennen spreekt
dan mijn talent te erkennen
Dat ik schulden heb gemaakt
door te gokken op mijn schimmen,
het leven te schenken aan stille vennoten
wier spiegeling mij onberoerd geen diepte van de zegen tonen
en mij een sikkel geven, een werktuig
Om te nagelen aan mijn pen de woorden:
waarom toont een pauw alle ogen,
schuwt een platvis hoogte,
schuw ik woorden
waarvan men ondersteboven moet
| |
4Ze vragen: zijn er woorden
die we niet voor ogen hoeven te zien,
want alleen zo krijg je ons, klein
tussen dingen die onbekend,
bekend de vogels vol lucht veronderstelt
Wij verblijven liefst Entresol,
tussen wat naar boven
weer naar beneden moet
De doos van logistiek,
breekbaar staat erop;
het geweten van beeldkunstenaars
Hoe wilt u ons in uw midden
| |
5Ik zoek naar nog brandende peuken,
omgekeerd,
in laaghangende mist,
in dit middernachtelijk uur
tilde ik er zwaar aan:
Straks krijg je een breuk
en beknelde ingewanden,
een verstopte stoelgang
Maar kronkel dan ook niet
als paling om een aal gelijk een wenteltrap,
voor rechts het touw en links een mes,
er suizen rotsblokken naar benee
En al wat nog komt,
de treden zijn een waterval
Ik dacht: je valt al je voorgangers af,
slijt hunnentwil de treden meer uit,
zo het lijkt naar boven
en leest als in zand - mijn hemel -
wat al gedoofd en uit is
|
|