De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Frans Budé Wie begraaft de ruiter? Wie valt er over paard en ijzers in de handen van de dood? Wie haalt zijn ogen leeg en veegt? De lucht een leem, trekt er zich een ruiter op Gaandeweg uiteen. Wie begraaft de ruiter, bergt het steile haar? Nog kamt zijn hand de vlucht van paarden uit, raakt zijn hiel het haar. Stijgt hij op in lakens, wakkert hij een taal Een stem geleend, het bloed gestegen, vult hij er een leem. Iemand die niemand kent Slaapt zijn voet? Vertrokken staat zijn hand nu daar In eigen bloed de velden door, tilt men hem naar leem. [pagina 41] [p. 41] Stuift híj zo op? Ontbied zijn spoor Hij keert zich naar een steen, zo vol wil hij nog worden, zijn huid al bijna leem. Veldman, in treurnis tegen winddruk aan, waant zich daar een ruiter. Zweep van huid en haar - slaat hij er uiteen. Blindelings. As van witte paarden Uitgeveegd in leem Wit - gepluimde paarden Zijdelings bijeen. De riem begraven, het stro gevat. Roerloos houdt hij aarde, daalt hij af. Niemand houdt zijn haren, niemand wendt zich af Er staat een ongemak - een wind van rook en haren. Vorige Volgende