De Revisor. Jaargang 13(1986)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Frans Kuipers Vlieland, maart Overal waarschuwingssignalen, zandroffels, schriel gepiep in het riet. De onverwachte rotkreet van een fazant waar je hart van hapert, een angstkeutel latend vliegt zij op uit de struiken, een gehaaste die giert van paniek. De zee- en hemelwezens vluchten voor mij, natuurvriend, strandstapper, slijkschuiver op het wad. Alleen dood, door de golven opgebracht en zo liggengebleven, buik vol snavelsteken, ogen uitgepikt, mag ik van dichtbij komen kijken, je met de schoenpunt omdraaien, mij vergapen aan jouw wilde-beesten-graf. Vriend, zo vrijelijk mogen ze mijn botten ook wel gooien in de verlorenheid. Onbevlekte einde, helder en hard En alsof er geen raadsel was! Als was ik niet meer dan een dier! Alsof de onmetelijkheid mij niet aanging! Alsof ik niet warmliep voor goudclaimers evergreens! Alsof ik niet ben van onbegonnen komaf! Alsof ik de ziel er niet bij zou halen! Alsof ik geen ziel heb! Alsof ik, warhart van een lekebroeder, kneus van een Zoeker, wolkenjager, de hemelleegte tot hartzaak gemaakt, niet hoopvol, zieltogend, dromend en toostend tol in het tij dat me slijpt. Vorige Volgende