De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Hans Vlek Arabeske, brief aan mijzelf Alle ongeschreven gedichten bij de vele rake citaten die in kolossale bibliotheken ongelezen wachten op je dood De schilderachtige onzin van streken en steden waar je geweest bent die paginalang verveelt met curieuze culturiteiten en armoe die vaak eenvoud heet De duizenden gelukkig gemiste kansen op the Artists' Hall of Fame die je toch niet kan verheffen boven de dagelijkse weemoed van wat as en 'n biervlek op tafel beperken je woorden tot het overbodig broodnodige terwijl je vrouw en vrienden denken dat je in de kunst zit, niet als 'n invalide bedelaar in de stadspoort van majestueus Marrakech maar als een weldoorvoede wonderdoener van het woord als achteloze arabeske... Bijbels O licht, vette frites der kunsten! Spreek mij niet van het licht waarvan de kunst kwijlt, dat zwembad met de smaak van chloor dat overschot aan harmonie rond de gelezen graankorrel drijvend in het melkloos maagzuur van hopeloze hongerigen, aan- wijsbaar maar onzichtbaar op de plastic globe op de schoorsteenmantel waarin een lampje brandt als majestueus mysterie des meesters Spreek mij niet uit maar lees mij als verwaaide gierst op een dodenakker onder tropische zon, bij kunstlicht Verslaafd aan de lachkick Verslaafd aan de lachkick reizen wij af naar bizarrer beelden: je ziet ze vliegen als vogels in felle, nieuwe kleuren met sensationele schandaalbladen in de bek met vette koppen als: Alles is woord, en: waar woord is, is water En jij maar kauwen op woord als een halfdoorbakken spekzwoerd en er schamele bellen van blazend de beroemde zeepbellen uit kindermond met gouds pijpje zo fragiel zo wonderlijk en teer zo alomvattend als een windei vol poëzie van een muzikale merel op papier [pagina 49] [p. 49] Het oudste ambacht Comfortabel bezin ik mij op het oudste ambacht, het woord en heb makkelijk praten: papier is overal, als het bier en de glanzend gepelde pinda's. Aan 't chaotisch bureau de eenzaamheid van de poolpelsjager zoekend, van de povere pindaplukker in rieten hut, de mondmuziek van de magere muëzzin in zijn minaret. Met 'n onooglijk bekrabbeld vodje de kosmos kantelen. Mank van beschaving slaan de paradoxen als wajangs van blinde boksers op elkaar in, smaakt het slagroomgebak als goddelijke gave - In den nanoen Onder een hemel waaruit staag regen drupt als ontelbare tranen van de dood, blijdschap der boeren, een krachtige bouillon trekken uit de verveling der sterfelijkheid. Vreemde dingen, stukken tekst als wildbraad na de jacht op zeer zeldzame sentimenten. Taal als delicatesse voor gapende grazers. Geloven in 't wondere woord, mirakels metrum, alliteratie van al en alleen. Je melancholieke maagd Muze een melige muurbloem die niet kan dansen, die niet wil zingen. Grootmoeders klok Grootmoeders klok gaf met een bronzen slinger de hele en de halve uren in één lange droomsekonde. Je zat meest op zolder en luisterde naar jazz (wat niemand in de familie als muziek beschouwde) en passeerde op je tenen de slaapkamer van oom en tante die daar inwoonden bij oma, tempel vol verboden magie met 'n goedkoop zeiltje op de vloer. Zo verstreken de uren en vergleden je gedachten naar de lingerie- reclames der damesbladen. Beneden zat je grootmoeder in een oud doorgezakt lichaam met de buurvrouw te keuvelen over rook- vleesprijzen en liefdes van de buurt. En je ontsnapte op dure langspeelplaten - vliegende schijven - aan de monotonie van die klok welks klank in belegen zonlicht tegen het verschoten behang doorzinderend weerkaatste. De kolossale houten tv was sinds kort in de kamer verschenen en je besloot je van de wereld te verwijderen en te verdwijnen in ongehoorde woorden. De woorden die de klok sprak op hele en halve uren zouden jaren vragen ze zorgvuldig te noteren. Uit die woorden zou een levenslang gedicht kunnen bestaan. Vorige Volgende