Nergens wordt deze integraal in cursief geciteerd, maar meestal gepresenteerd via een personage aangeduid als ‘O’. Simon zelf omschrijft in een interview met Jacqueline Piatier in ‘Le Monde’ de rol van de tekst van Orwell aldus: ‘Zoals die familiedocumenten voor mij een ferment geweest zijn, zo is het ferment voor degene die ik “O” noem, de reportage La Catalogne libre, waarin Orwell zijn avontuur in Spanje vertelt.’ Daarop resumeert hij in drie zinnen het verhaal van Orwell. Wanneer Simon hier de term ferment gebruikt dan blijkt daaruit dat voor hem de verhalende elementen, de fabel, niet zo belangrijk zijn. Want op het niveau van de gebeurtenissen, de anekdotes, de incidenten volgt hij het verslag van Orwell vrij precies, met dien verstande dat hij begint met het slot van het relaas van Orwell, de hoofdstukken dertien en veertien, waarin beschreven wordt hoe de Engelse vrijwilliger vijf dagen lang in Barcelona op de hielen gezeten wordt voordat hij definitief uit Spanje vertrekt. Deze vooruitwijzing is niet zonder bijbedoeling: hij geeft Simon de gelegenheid de nadruk te leggen op het absurde karakter van het avontuur, op het debâcle van Orwell die dacht de loop van de Geschiedenis te kunnen beïnvloeden maar door haar op de hielen gezeten wordt en zijn koffers moet pakken.
De houding van Simon tegenover Orwell vertoont twee verschillende kanten. Simon voelt sterk mee met Orwell waar het gaat om de ontberingen, de tijdloze ervaringen van de vrijwilliger die zich in het oorlogsavontuur stort. Orwell maakt hier en daar beschrijvende notities, hij heeft een scherp oog voor poëtische details maar spreekt ook vaak zijn onmacht uit om die te verwoorden: ‘I wish I could convey to you the atmosphere of that time’. Aan het slot komt Orwell nog eens terug op zijn onmacht als schrijver: ‘Ik denk dat ik niet meer dan een klein beetje heb kunnen overbrengen van wat die maanden in Spanje voor mij betekend hebben. Ik heb een paar van de externe gebeurtenissen vastgelegd, maar de gevoelens die ze in mij oproepen kan ik niet vastleggen. Het is helemaal verweven met beelden, geuren, geluiden die niet in woorden kunnen worden weergegeven: de geur van de loopgraven, het ochtendgloren in de bergen, dat zich in onvoorstelbare verten uitstrekt, het ijzig geknetter van kogels; het heldere, koude licht van Barcelona in de morgen en het gestamp van veldschoenen op het kazerneplein, in december toen de mensen nog geloofden in de revolutie.’
Wat Orwell hier in een machteloze opsomming voorbij laat gaan wordt door Simon als de essentie van het schrijven gezien: het verwoorden van ervaringen opgedaan via de zintuigen. Simon in daarin superieur aan Orwell. Hij werkt zelf fraai de details uit die Orwell slechts aanstipt. Simon leest Orwell de les in het beschrijven, hij heeft zijn hele leven lang gewijd aan het oplossen van de problemen van de beschrijving, en de loop van het verhaal, de geschiedenis, daaraan ondergeschikt gemaakt.
Ook over de rol die de oorlogservaringen in hun leven speelden en over de manier waarop het geheugen die verwerkt kan Simon het eens zijn met wat Orwell opmerkt: ‘Persoonlijk bekeken echter - vanuit het gezichtspunt van mijn eigen ontwikkeling - waren die eerste drie of vier maanden aan het front doorgebracht, minder nutteloos dan ik toen dacht. Ze vormden een soort interregnum in mijn leven, heel verschillend van alles wat vooraf gegaan was en misschien van alles wat nog komen moet, en ik leerde er dingen door die ik nooit op een andere manier had kunnen leren.’ Orwell geeft aan dat deze periode voor hem de ‘magic quality’ heeft die gewoonlijk alleen jarenoude herinneringen krijgen en Simon citeert hem met instemming en spreekt van ‘enchantement’.
Verder zitten Simon en Orwell ook op dezelfde lijn in hun teleurstelling over de politieke afloop van de Spaanse oorlog, de rivaliteit tussen de verschillende politieke stromingen. Orwell merkt op dat ‘het moeilijk was even naief idealistisch te denken over deze oorlog als voorheen’. Waarbij we ook weer denken aan de voorouder die de Spaanse opstand zag als het begin van het verval van het revolutionaire Franse regiem.
Tot hiertoe kan Simon zich in Orwell vinden. Maar Orwell probeert, ondanks zijn teleurstelling, in zijn verslag de loop van de gebeurtenissen te reconstrueren en het belang daarvan voor de Geschiedenis aan te geven. In zijn vijfde hoofdstuk onderbreekt hij zijn relaas over de loopgravenoorlog in Aragon, die even statisch is als de door Simon beleefde en beschreven ‘drôle de guerre’ (‘our sole preoccupation was keeping warm and getting enough to eat’), om vervolgens een analyse te geven van de politieke situatie. Orwell vraagt de lezer om dit hoofdstuk over te slaan als het hem niet mocht interesseren. In de Franse vertaling wordt geen rekening gehouden met deze Engelse traditie van zelfspot en is dit hoofdstuk, samen met hoofdstuk elf, van dezelfde algemene aard, in een aanhangsel weggestopt. Orwell wil laten uitkomen hoe belangrijk de gebeurtenissen in Spanje voor heel Europa zijn en het weerzien met Engeland geeft hem deze slotzin in: ‘alles verzonken in de diepe, diepe slaap van Engeland, waaruit we, denk ik soms met angst, niet zullen ontwaken totdat we wakker schrikken door het donderen van de bommen’.
Wat Simon in Orwell niet schijnt te waarderen is dat hij tegelijkertijd een persoonlijk getint verslag doet van zijn eigen ervaringen maar ook een globale kijk probeert te geven op de Geschiedenis waarin zijn eigen avontuur een plaats heeft. Dit avontuur heeft Orwell niet tot cynisme of ontgoocheling gebracht, zo zegt hij zelf. ‘Merkwaardig genoeg heeft de hele ervaring me eerder meer dan minder vertrouwen gegeven in de menselijke waardigheid.’ Deze uitspraak zou Simon misschien niet onderschrijven. Waar het gaat om de objectiviteit, het waarheidsgehalte van zijn verslag, is Orwell zo eerlijk om te bekennen dat een onpartijdig verslag onmogelijk is en hij spoort zijn lezers aan om er anderen op na te lezen en wantrouwend te blijven.
Hiermee komen we terecht bij het probleem of een min of meer objectieve geschiedschrijving mogelijk is, een onderwerp dat Orwell zal uitwerken in zijn Looking back on the Spanish war waarin hij het thema behandelt van de geschiedsvervalsing door propaganda of willekeur van een dictator.
De heel verschillende uitgangspunten tussen beide schrijvers blijken ook uit een interview dat Simon gaf naar aanleiding van het verschijnen van zijn roman Le Palace: ‘dit is geen boek over de revolutie maar over mijn revolutie omdat kunst nooit een getuigenis kan zijn’. En op de vraag of L'Espoir van Malraux dan geen getuigenis is, antwoordt Simon: ‘Voor mij is dat Kuifje en de revolutie. Het is een feuilleton, een avonturenroman geschreven door een avonturier tegen de ach-