De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] C.O. Jellema Hermitage voor F.L. 1 Fyt fecit Komt wie vraagt ver? Die papegaai. Bewaakt hij patrijzen niet voor de poes al koud? Is het dat poezeoog dat hem weerhoudt te duiken naar een druif niet schoon gemaakt voor snavels? Spant dat klauwtje, vastgehaakt in dons, tot graai of sprong zich? Wie vertrouwt als prooi zichzelf het meest? - Tot, niet geschouwd, de deur in 't slot valt en een voetstap kraakt, houden vrees en begeerte evenwicht: daartussen als ooit Petrus opgericht, zo op zijn kop, gestolde hazeschrik. Meesterhand dwingt in dingen vergezicht: een kunstig avondmaal. Wie vraagt ben ik. Mij kijkt het haas aan met zijn doodste blik. [pagina 11] [p. 11] 2 Hoogstraten: zelfportret Dragen van zijn tekening nagels rouw? De toren die hij droomt. Bij voorbaat brak, onder hun zeldzaam glanzend oppervlak, de grond al door waarop hij bouwen wou, toen hij opkeek. 't Ontwerp reeds onder dak, met spits en trans - weerhield even een vouw in het papier hem van een onderbouw? Omdat fundering zijn droom tegensprak? Tekortkoming. Niet zijn schuld dat de grond geschilderd is. Wie ouder werd, hem ziet: ogen vol schaduw, vingernagels glans, voorspelt voltooiing die zijn jonge mond versmallen zal: die toren komt er niet. Maar 't kunststuk: hij ziet ons aan van zijn trans. 3 De kettinghond Paulus Potter F. Zo heette de hond. Die, scherp geprofileerd tegen geen blauwe luchten, vergat een vorm van vlees te kauwen - rauwer geverfd dan 't glanzend hondebont, zodat wij weten dat daar dood op stond -, alsof zijn ogen onbewaakt aanschouwen dat overleven wet werd in de trouwe dienst aan wie hem die voorwierp op de grond: besteller, wie hij met zijn kunst van zien een heimwee stilde met dal, stad, rivier; alsof het hem niet aangaat, hij nadien, schoonheid het uitzicht dat hij niet bekijkt, licht uit, voorbij 't penseel, weer als een dier gulzig verslindt waar hij straks zelf op lijkt. Vorige Volgende