De Revisor. Jaargang 12(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Tomas Lieske De directeur van het roomhuis verbreekt het stilzwijgen Niet mijn melkdistributie aan dit gebombardeerde plein of de jonge ratten die hongerig naar de wrongel kruipen bezorgen mij slapeloze nachten, maar dat puin erachter, de meisjes tussen de wilde rozen, de jongens in de vlier. Vroeger was hier het Bezuidenhout: een krat van straten met namen van mevrouwen van Oranje, van ons Indië meneren. Maar de oorlog kwam. Laat ik zeggen: rennen in de zomer voor de tram en in de winter wachten in de sneeuw op een perron met niets om je blote billen en altijd oude zuurkool eten en je kamer delen met een oom van kolossaal formaat; je vader doorlopend een bloedneus. Of de wilde roos verliest zijn bloemen en vouwt zijn doornige takken onweerstaanbaar om jou heen en dringt naar binnen. Of lees de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 18, vers 19. Op drie maart zag de ochtendzon het Bezuidenhout in puin en het duurde lang voor dat puin was opgeruimd. Geen tijd voor de tuinen, geen tijd voor de fundamenten en slordig metselde men muurtjes glad op een meter bovengronds. Het zijn degelijke waterdichte kelders die nu de basis vormen voor die kleine rechthoekige poelen met ongezonde vochten. Niets gaat er, niets, boven de geur van melk en room. Ik heb deze buurt al eens bevrijd van ratten, lang geleden. Hier, in deze torenkamer, waar ik in het bed woon, kan ik jullie zien spelen en het snijdt mij door de ziel. Je fluit en fluit en let niet op het weer. Ik kijk en constateer dat jullie, kinderen, de kelders gebruiken als verzamelplaats. Met iets te grote voeten lopen jullie over de muurtjes. Over de steentjes: beentjes rechts, beentjes links. Op een dag zo heet als nu zie ik jullie stiekem, de kleren uit en duikend in de drab. Toen konden de mevrouwen kindermeiden huren. [pagina 35] [p. 35] In de Daendelsstraat bezocht men bordelen die adverteerden in buitenlandse bladen. Wat stad was deze groote stad gelijk? Ook toen was een flodderbroek de ideale kleding maar zoiets was niet bevorderlijk voor de melkverkoop. De deuren van de melkinrichting heb ik uitnodigend geopend. Ik stuurde minnebrieven naar de ratten in het Bezuidenhout en ik lokte ze met de kaaslucht van Het Roomhuis en met een kushand en met een achteloos gebaar van kleding en ik floot en ik maakte vrolijke muziek. Nu schroef ik de prijzen op en van de melkbussen zijn er enkele die alle veertig liters kunnen bergen, maar dan slaan we onderin wel een paar deuken: dat scheelt weer samen vele liters. Gallilei, de meisjes bukken, Gallilei hallee hallo, Gallilei, de hanen kraaien op het dak van tante Jo. Trek maar wat uit. Ik houd zolang je bloes vast. Hier achter de fabriek laat ik kapotte flessen gooien, tegen de muur moeten ze tot splinters. Een beschadigd exemplaar kan beter helemaal kapot. Voor geld doen jullie alles? Jullie graaien tussen de scherven je handjes rood op zoek naar gave exemplaren. Kom voortaan spelen in de fabriek. Ik fluit wel op mijn vingers als jullie welkom zijn. Ik zal zorgen dat het Bezuidenhout geasfalteerd wordt: een deken van vergetelheid over jullie speelterrein. Want als je heel goed kijkt, hoeveel zijn er niet verkracht in dit stuk puin, hoeveel zijn er niet verkracht achter mijn bedrijf, mijn zoet en weeïg ruikend roomhuis? Vorige Volgende