De Revisor. Jaargang 12
(1985)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermdDe mijnwerkers(Naar Pherecrates) Men wentelt zich in overvloed beneden,
doorkneed in weelde, drank en eten.
Pap en bouillon, verdikt met brood,
vullen de straten en de goot.
Morsdode kelen slikken lekkere beten
van sissende worsten, niet te meten.
Gebraden lappen, allerlei vlees
met sauzen in soorten, voor iedere geest.
Lamskoteletten, palingfilet, lever en hart
van het schaap, long die de tong tart
(verfijnder geen smaak), knapperig
gebraden lende, happerige
korstjes. Tarwe met room
in pannen als kuipen, een stroom
van biest over gebak en grutten.
De voorraad is niet uit te putten.
Wil je dat ik verder spui?
Lijster-
ragoût, smeuïg van smaak,
die aan het hoogste gehemelte raakt.
De lip van iedere geest is uit
op zwelgen. Boven ieders hoofd hangt fruit,
de zoetste pippeling rijp aan de boom.
Hier kwelt geen dorst, de droom
van wijn is waar. En meiden? Meiden
in zij, een weelde. Het tij
is vloed, ze schenken je steeds bij.
|
|