De Revisor. Jaargang 11(1984)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Feng Zhi Veertienregelige gedichten Wij staan gereed om te ontvangen diep in ons onvoorstelbare wonderen, in de lange maanden en jaren is daar plotseling de verschijning van een komeet, een storm steekt op: Ons leven is op dat ogenblik - alsof in een eerste omhelzing oude vreugden en smart plotseling voor ons oog stollen tot kloeke roerloze vormen. Wij prijzen die kleine insekten, na één enkele paring of eenmaal gevaar te hebben weerstaan, eindigen zij hun wonderschoon bestaan. Ons ganse leven ontvangt... een storm steekt op, de verschijning van een komeet. Al wat afvalt van ons lichaam laten wij vergaan tot stof - wij bereiden ons voor in deze tijd als bomen in het najaar. Een voor een geven zij de bladeren en verlate bloesems aan de herfstwind, zodat de boomstam naakt de koude winter kan ingaan. Wij bereiden ons voor in de natuur als cicaden die vervellen, die het oude vel afwerpen in de aarde. Wij bereiden ons voor om ons over te geven aan de naderende dood als een flard van een lied, de zang raakt los van het lichaam van de muziek, de gedaante van muziek blijft achter - neemt de vorm aan van de stilte van blauwe bergen. [pagina 55] [p. 55] Overal ontsteekt je hartstocht een vuur, de gele zonnebloemen staan in brand de cypressen met het dicht gebladerte en de wandelaars onder de felle zon - ze staan in brand als omhoog laaiende, smekende vlammen; maar het kale, eenzame boompje in 't vroege voorjaar, de binnenplaats in de gevangenis de mensen die met gebogen hoofd in de sombere kamer aardappels schillen: ze lijken een ijsblok dat nooit smelt. Daartussen schilderde jij een ophaalbrug en een licht, sierlijk scheepje - kom je de ongelukkigen soms ophalen? aan Vincent van Gogh Hier, enkele duizenden jaren geleden, overal, schijnt er al een leven van ons te zijn geweest; voor wij werden geboren heeft een stem vanuit wisselende luchten, 't groene gras en de blauwe pijnboom van onze levensbestemming gezongen. Onze zorgen drukken ons neer - hoe zouden wij hier zo'n stem kunnen horen? Kijk, het kleine insekt daar, in zijn vlucht wordt hij steeds weer herboren. Wij luisteren naar de slagregen in de storm, wij zijn onder 't lamplicht zo eenzaam, in dit simpele hutje is tussen ons en onze gebruiksvoorwerpen een oneindig grote afstand - de bronzen kan haakt naar de ertsader in de bergen de porseleinen pot naar de kaolin bij de rivier, zij zijn als rondvliegende vogels in de storm, elk gaat een eigen richting uit. Wij houden stevig vast alsof wij zelfs geen meester zijn van 't eigen lichaam. De storm blaast alles hoog de lucht in, de regen slaat alles weer neer, de aarde in, er is enkel nog dit zwakke rode licht - bewijs van 't tijdelijk verblijf van ons leven. In 't holst van de nacht diep in de bergen luister ik naar het geruis van de regen. Het bergdorp tien mijl hiervandaan de marktplaats twintig mijl ver bestaan ze nog? De bergen en rivieren van tien jaar geleden de dromen en illusies van twintig jaar geleden zijn ondergedompeld in de regen. Aan alle kanten zo nauw alsof ik weer terug ben in de moederschoot; o God, ik smeek U diep in de nacht als een mens uit de oertijd: Geef aan mijn enge hart een wijd heelal. Vorige Volgende