De Revisor. Jaargang 11(1984)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] C.O. Jellema Maarhuizen Hier wil je liggen. Topje van een terp. De kleigrond mens van zoveel eeuwen graf. Wij zijn de eersten niet. 't Jong gras vanaf het hek tot aan die paal ligt plat. Verwerp mij niet van uw aangezicht. Vrees je dat? Je weet niet wat je ziet. Op steen, geverfd, een vlinder, zwart op grijs. Bevrijd ontzwerft, zo'n voorjaarsdag, dat wat je nooit vergat: gemis te zijn, een onvoltooid verlangen. Al ben ik hier, strek ik me naast je uit. Een droom? maar dan zo oud als deze plek - zien met je ogen dicht en vlinders vangen. Voel je hoe de zon al brandt op je huid? Nog even liggen. Slaap. Tot ik je wek. Adolf Menzel, das balkonzimmer Een schilderij dat nergens over gaat? dan van de beide biedermeierstoelen de houding, omgewend, wat zij bedoelen in hun mahoniehout te zijn. Er staat niets in de spiegel wat gebruik verraadt: daar is de sofa echt, van een bevroeden van dingzijn de bevestiging. Vermoeden de stoelen dat? - de spiegel als gelaat, aangezicht ziende in het aangezicht. Vitrages, licht bewogen op de wind door balkondeuren, werden zelf dit licht dat in de kamer stroomt als warmte, zich even aan dingen hecht, hun vormen vindt, dan over de vloer doorvloeit in 't gedicht. Vorige Volgende