De Revisor. Jaargang 11(1984)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] C.O. Jellema Doornbosheerd 1 Gedekte veiligheid, daken breeduit: de voorraadschuren. Dwars daarop 't vooreind. Onuitgesproken eenzaamheid verfijnt tot kijken: velden, groen achter de ruit, oneindig voor het kind, een dijk besluit wat wereld is. Zonlicht op halmen seint verlangen over. Wegzijn. Dat verdwijnt nooit. Ondanks erf, gracht, singel, fluitekruid. ‘Daar nestelde een koolmees ieder jaar.’ Je wees de boom op 't hoekje van de gracht, de holte aan, nu dichtgegroeid. Ik dacht: je was het wat je zag, en nog, de som van zien; 't bestaan der dingen draai je om door het te zijn, hun voorraad, hun gevaar. [pagina 11] [p. 11] 2 Wanneer begint vervreemding, en het kijken? Een duif, jouw trots, besprongen door een kat - en jij als kind 't verdriet dat je toen had aan wie het aanging niet kon laten blijken: dat nieuw niet kan vervangen wat je had, eerste besef: iets buiten mij, van mij de glans op dat verendek, de slag van beide vleugels - een vrijheid die je niet bezat. Eenmaal is alles voor het eerst. Ook rouw. Zo nooit meer. Dat je moeder stierf verzoende jou met elk afscheid dat komen zou. Je toont me mankementen aan 't gebouw. ‘De voordeur ging maar eenmaal open.’ - Toen die dichtging ging, denk ik, iets dicht in jou. 3 Mensen verzwijgen. Planten zwijgen van zichzelf. Hun waarheid hoeft geen woorden om te zijn. Zo onverborgen is hun stom groenzijn, dat men over hen lopen kan zonder pijn, zonder enige bekommernis, dat zij gedroomd zijn in 't uitspansel van Gods denken, en niets anders dan als groei antwoord op ons verlangen: kom. Oplossingen in vorm, bladrand, verwelken, naamloze eeuwigheid, of dood verdwijnt in een herhaling die onszelf doet lijken op wat de aarde voortbrengt, zwijgend, elke vertreding duldend als iets wat niet schrijnt - begrijp ik het? kan ik jou zo bereiken? Vorige Volgende