De Revisor. Jaargang 11(1984)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Piet Meeuse Tetractys I Je zag de hemel uit de straat opspringen: klinkers verdronken in de ijlste lucht, een natte krant dreef door een gevel - dingen die je nog nooit zo zag. Je liep terug. De gaten die de regen sloeg daar hingen wolken in, heel diep. En duizelig stonden de huizen op hun kop. Tot kringen de muren verwrongen. Maar watervlug gleed die afgrond in de oppervlakte terug waar het plaveisel wat verzakte. II Een snelle fietser ruiste door de plas. De grenzen spatten open en straatsteen kwam bloot. Waar net het grenzeloze was, peilloos in het hermetisch gat, verscheen de ondiepte: de chaos van de algemeen aanvaarde orde, voor wie kranten las. Een ogenblik keek je er dwars doorheen - dubbele bodem van Pythagoras. Het water spiegelt dicht. Het evenwicht herstelt zich een-twee-drie en viert het licht. III De foto lijkt een waterdicht bewijs: hier sloot het licht zijn grenzen en brak op uit de bestrating. Alles op zijn kop gezet: het water geeft zichzelf prijs als iets dat niet bestaat. Het dunste ijs van oppervlakkigheid roept diepte op waar die ontbreekt. Het grenzeloze stopt de gaten dicht. Zo kan de ziel op reis. Geldiger paspoort dan dit spiegelschrift bestaat niet en de zon geeft haar een lift. IV Blinkende munt, geslagen uit het licht. Voor wie tot tien kan tellen geld als water: vreemde valuta, koers van het gedicht schommelend in de goot. In dit theater toont hij zijn gouden dij - een beursbericht dat Wallstreet niet noteert. Wie weet ontstaat er als een computer de ultieme stunt volbrengt en ook de ziel, briljant ontleed, wordt ingerekend, in dat trillend punt opnieuw muziek, nog eenmaal hemelsbreed? Vorige Volgende