| |
| |
| |
Christiaan 't Gilde
Fragmenten van de extremiteit 0
(Woord 10, Woord 11, Woord 11, 33, Woord 13)
Expoze (tekorte prehistorie)
Otto Z. schreef in opdracht van zijn moeder zijn biografie. Hij genoot toch de gave van het woord: spreek je eens uit. Ze wou wel eens weten wat er in het bewustzijn van haar zoon van haar opvoeding geworden was. En hij hield van zijn moeder. Van zijn onbewustzijn wilden ze niets weten.
Otto Z. was er zelf zeer ontstemd over. Hij vond haar te veel ikke, die biografie, ook al schreef hij zij of hij of het. Zijn moeder daarentegen hield vol dat ze zeer persoonlijk was en als zodanig uitermate interessant. Haar zoon vond ze, die biografie, zeker uit gewoonte, maar daarom juist niet interessant.
Otto Z. zei dat er juist niets tussenzat wat er niet in hoorde, in die biografie: ‘er is geen ontkomen in’, schreef hij ten einde raad zijn vader die zich altijd aan zijn opvoeding onttrokken had.
Otto Z. zijn vader meende nu eindelijk zich in zijn zoon te herkennen, groef zijn pen weer op en trad in het strijdperk: neem je mes en neem je woorden stuk voor stuk, voorzie ze van een onthutsend commentaar: snij eens een portie jachtworst tussen de bloedworst.
Otto Z. schreef wees alert en laat je gaan in zijn dagboek en deed wat er van hem verlangd werd.
Zijn vader klopte hem op de schouders en klopte mis. Als je beiden dronken bent sla je dan bijvoorbeeld met de koppen tegen elkaar. Maar dat doet geen pijn. Later wel. Maar later is dat een andere pijn.
Zijn moeder pakte weer eens haar koffers en bleef. Hoofdschuddend toekijken en bitter spreken: je vader heeft je geslagen.
En hij sloeg haar, de hutspot.
| |
‘Woord 10
Zeven in de ochtend. Ze hebben de dageraad net gemist. Met tachtig kilo achterop ploegt hij zich door het licht van de nog stille en koude zon. Ik wil slapen ik wil slapen.
- Een gebakken eitje zal er wel ingaan.
Die wakkere mannenstem achter zijn rug.
- Is dit nou de Rooseveltlaan.
- Het Adolf Hitlerplantsoen godverdomme.’
Zever in de ochtend. Zever heeft de dageraad door zijn net gemist. Rozevingers in de gootsteen. Met tachtig kilo op de rug in zijn zeef vertrekt de boer zijn voren door het harde asfalt nog in stilte de zon oplichtend: ik wil ik wil slapen slapen.
- Een uitgekookt oeuvre.
Ik wou je rauw vader.
- Is dit nou de akker met de naam van de verlosser.
- Overhoor me niet.
| |
‘woord 11
Staat voor het raam van de achterkant van de Waalstraat. En eet een boterham met gebakken ei. Vet druipt over z'n nagels.
Tachtig kilo in een stoel op de achtergrond spreekt met volle mond over het verhaal dat hij zal schrijven.
- Bovendien ben ik zo verrot klein geschapen, waardoor zij.
Een verhaal lijkt me vooralsnog de enige manier om bij haar binnen te komen. De lamzak.’
Hij dacht even dat hij zich verzekerd had. Dat er een
| |
| |
clausule gevonden was tegen de ontbinding. Zijn congenitale tekort niet langer op haar te verhalen. Weer stevig door de stad te fietsen en het geblaat dat ter markt gaat sterk in de bek te zien.
Dat zag veel te sterk in zijn zak. En groette hem, en greep zijn hand: hoe is het nou met je. En schudde zijn hoofd.
Hij verhuist zich nog in zijn claus, maar voorziet dat hij haar moet aantasten om te testen hoe sterk ze is, dat hij haar als ze zwak blijkt moet zien te versterken, tot ze definitief te zwak blijft. Godverdomme wat een weerzin.
En hij begint weer laveloos zich te bedrinken. En uit zijn stoel ziet hij niet meer hoe zij haar koffers pakt met tranen.
Dit was een homage aan mijn vader. Haar vuurwater.
Dit is een totalitair project. (Om steeds weer hetzelfde net niet te horen met andere woorden). Neerdampende moker.
Klinkhamer aan de mook. (Om steeds weer hetzelfde het uit te horen).
Porren met de pook. (Om sleets weer dezelfde hel).
| |
‘Woord 12
In Amsterdamse achtertuinen staan bomen in bloei. Lila bloesems.
Ook is het bevrijdingsdag.
Fanfare en dank.
Toen waren we één. En dansten met de Canadezen.
Niet dat ik die oorlog heb meegemaakt. Ik ben altijd al neutraal geweest.
De straatnamen. Makassar. Sumatra. Borneo. Timor.
Scheve straten. Dichtgespijkerde huizen.
Opengebroken huizen.
Ze heeft haar vertrekken wit geschilderd. Ze voedt drie gecastreerde katers en is dertig vandaag. Vandaag voor het eerst.
- Ik zoek soms een prins.
Ze draagt een blauwe ochtendjas over haar blote lijf.
Een herenjas. De katten strelen zich aan haar enkels.
Hij spoelt met een slok koffie de laatste hap brood met ei weg.’
En daar laten we het dan maar bij. Voor dit tijdschrift slaan we een stuk over: hoe ze afstand houdt tot het straatlawaai en verjaarsvisite krijgt van een oneigenlijke inbreker, gewezen huisgenoot met een ander in zijn hoofd en foto's van harde actie, die de breuk repeteert.
| |
‘Woord 13
Ze kijkt uit op honderd meter Amsterdamse achtertuin. Getto groen en geel. Dwars op de Rijnstraat kauwt ze een banaan.
Hemelvaartsdag. De kachel staat aan.
Ze warmt haar handen en Händel draait. Water music. Gouden regen valt onder haar.
Hij loopt de straat uit. Het asfalt is nog nat, voel maar.
Hij sopt voor hem uit tot bij de bushalte. Damp in de zin.
Schreeuwt naar hem. Hij bereikt hem. Zoent hem. Aait.
Hij keert zich de bus in. Een rug.
Hij verwijdert zich. Een rooie rug. Gestriemd. Over het asfalt in dampig zonlicht. In het donker spiegelglas achter de bestuurdersplaats een dorre pol tochtig helmgras, godsklere.
Nadert een bus de kapotgeschoten stad. Flets over de nieuwe brug.
Tijd heelt alle wonden.
De stationsklok wijst kwart over vier. In de stationshal op en neer lopend. Grijzend en vijftig in zwart leer. Hij kijkt hem aan en dan in z'n kruis.
Ze kijkt hem aan en dan draait hij weg.
Naar perron 7b. Winderig maar warm. Bijna buiten. Zon. Vrijheid.
Op het einde van de houten bank zit hij. Onder de dikke bos sappig zeegras een rode kop met aan alle kanten glimmend uitpuilend vlees. De zware groef van een geweldig litteken verticaal in z'n voorhoofd.
| |
| |
Op de rand van 7b staat hij en kijkt naar hem in de vuurzee en warmt de rug van z'n windjack. Aan haar gashaard. Beroert de flacon in zijn broekzak.
De intercity van 16 uur 38 naar Amsterdam Amstel zal over enkele ogenblikken achter hem binnenlopen. Zal hij zich omkeren.
Meat Loaf. Bat out of hell.
Wegrazen. Razendsnel dichterbij komen. Vlees uit de hel.
Ik wil z'n vlees uit de hel. Als een geschenk van God. Want louter God geeft genade.
Jenever schenkt God. (Wat moet ik met God. Zij moet mij vergeven).
Als hij maar van God vergeven wilde zijn.
Gouden regen. (Geeft God zich uit voor kapper of tuinman, de slijter de slager).
Nu een liefdesgedicht.
Eén keer per jaar gaat haar echtgenoot met een oude jeugdvriend van hem een lang weekend naar de Ardennen. Om te vissen in zo'n snelstromend riviertje. En als mannen onder elkaar te zijn.
Zij vindt dat heel best hoor. Zo'n weekend alleen in huis, dat wil zeggen met Eelco, hun vijfjarig zoontje, die het grootste deel van de dag bij de buren ravot, honderd meter verderop aan de andere kant van de dijk, waar buurman ‘oom Jan’ z'n tuin heeft omgebouwd tot speeltuin, voor die drie rakkers van um.
Ze neemt haar vrijheid waar, zo'n weekend bijna alleen. Ze neemt de leesportefeuille door, en maakt milkshakes, die Arend slecht voor je tanden vindt. En als het weer het toelaat roeit ze een paar keer het wiel op en neer, in die lekke roeiboot; ook schoffelt ze wat in de bloemenborder, als het weer het toelaat, en om de huisvrouwen van haar gymnastiek-cursus voor te blijven doet ze binnenshuis natuurlijk haar dagelijkse grondoefeningen, nu op het ritme van plaatjes die Arend al te bekend en zenuwslopend vindt. You took the words right out of my mouth, and I swear it's true I was just about to say I love you. En als ze 's avonds een beetje aanspraak wil haalt ze buurvrouw Mieke in huis, die dan getracteerd wordt op de rode vermouth die ze anders in haar eentje soldaat maakt, voor de tv en tot en met de laatste druppel, waarna de fles in een gemeentelijke container gaat, want hij houdt niet van vrouwen die drinken.
Arend, haar echtgenoot dus, was gistermiddag weer eens met die andere kwajongen naar z'n jaarlijkse visstek vertrokken, en sinds dat moment verkeerde ze in een toestand van opwinding, balorigheid, en verveling, verbijstering. De verveling werd verdreven door balorigheid die culmineerde in opwinding of andersom of hoe alles dan ook in haar te werk ging. Psychologie is priesterbedrog, aldus Arend. Ze had ertegen opgezien en ernaar uitgekeken, dat hij er even niet zou zijn. Maar toen ie dan de deur uit was gebeurde er niets, totaal niets. In volstrekte verbijstering daarover had ze bijna een uur lang met opengestrakte mond verlamd in de driezitsbank gezeten. Er komt niks, ik wil niks, ik ben niks. De rigor mortis brak toen Eelco thuiskwam. En Eelco stonk zo verschrikkelijk naar de poep, ze hadden bij de boer gewerkt zei die, dat het hele huis binnen enkele seconden vergeven dreigde te worden. Dankbaar kon ze tot actie overgaan. Onmiddellijk dat strontpak uit en met een krachtig wasmiddel in de machine. Eelco in frisse kleren, maar hij bleef stinken. Dan maar lekker in bad. Eelco stribbelde niet tegen en zij boende en schrobde dat het een lieve lust was. Uit-
| |
| |
gelaten kietelde ze hem waar ze maar een plekje wist, tot Eelco zelf ook dol geworden met water begon te smijten. Dan kom ik er ook maar in. Ze trok de natte plakken van haar lijf en liet zich achter Eelco in het zachte water glijden. Rust. En ademloosheid. Eelco tussen haar benen met z'n rug tegen haar buik, afwezig met z'n handen op het water petsend, en zij zich bewust van elke vierkante millimeter van haar huid tegen de zijne.
De avond had ze in huispijama voor de tv doorgebracht. Het goedkope maar akelige verkrachtingsverhaal deed het zweet uit haar lichaam lopen. Niet alleen van angst. Rozig was ze naar bed gegaan, na twee glazen vermouth te veel en na drie keer de sloten van de buitendeuren gecontroleerd te hebben: sleutel linksom, sleutel rechtsom. Eelco's kamerdeur op een kier, lampje aan op de overloop, haar deur op een kier, raam toch maar dicht, het ruime bed. Met Arend was het altijd het dikke nachthemd. Maar nu lag ze naakt tussen de lakens, en dat ook wond haar mateloos op. En de dosis alcohol matte haar snel weer af. Voor ze de naam gevonden had van de man met wie ze zich opeens alleen in de kamer bevond, viel ze in slaap.
Eelco was vanmorgen al vroeg naar de buren verdwenen, en zij zat nog ongewassen, in ochtendjas, aan de koffie. Jeuk op haar hoofd, ze voelde zich vies, had geen zin om zich te gaan wassen, stak maar weer een sigaret op. Ze probeerde hem zo lang mogelijk in haar linker mondhoek te houden, tot er rook in haar ogen kwam. Ze wreef in een tranend oog. Ze krabde zich op haar schedel, ze krabde zich op haar borstbeen, ze nam een borst in haar hand, ze wreef zich over haar buik, haar hand rustte op haar buik, haar hand streelde haar buik. Dat was het dus. Er moest iets gebeuren, en wel iets zeer schunnigs. Iets verschrikkelijks heerlijks. Goed. Wie. De buurman honderd meter verder, ‘oom Jan’. Dikke pens. De melkboer kwam niet aan de deur. En waar die boer van Eelco zat stonk het. Wacht 's, vannacht, wie was dat vannacht, in haar slaapkamer, de schemer van het bedlampje, glanzende huid, golvend en spannend, glinsterende haartjes, de hand aan het laken, de hand aan haar wang, haar hals, op haar borsten, de buik maar zijn buik was later pas, eerst was er zijn benen op de trap, zijn armen op de leuning van de bank, blik op de tv - zij kwam veel eerder weer thuis, van de gymnastiek, dan Arend, van z'n voetbal. Juist, zo iemand hadden ze vroeger gehad, toen Mieke en Jan hier nog niet in de buurt woonden. Die schooljongen. Die Hans, die prachtige jongen, met dat lange haar en dat korte T-shirt. O die dat ik daar. Die moet hier vanavond maar weer eens komen oppassen. Ta ta ta. Zeer juist, ik heb ineens aandrang om even op en neer naar m'n moeder te L. te gaan en die jongen kan een zakcentje goed gebruiken. Ik ben dus ineens eigenlijk zeer sosjaal.
Ze vond een telefoonnummer. Op het eind van een middag van heen en weer, op en neer, welles nietes, knopen tellen, belde ze hem niet, maar haar moeder. Met trillende stem: mams ik kom vanavond een kopje koffie drinken, Arend is er toch niet. Maar heb je dan iemand die op Eelco. Nogal gedecideerd draaide ze zijn nummer. De arme jongen, hij kon amper uit z'n woorden komen, maar deed het graag, hij kon z'n boeken toch meenemen hè, zeker, het zou weleens laat kunnen worden. Uitgeput lag ze in de bank, tot Eelco zich vertoonde voor een eenvoudige broodmaaltijd met 4 milk-shakes (2 X 2). Eelco, ik ga vanavond naar oma, maar Hans, weet je wel, Hans met dat lange haar, die komt op jou passen. Joepie die, niet ‘tante Mieke’, mag ik dan opblijven. Nee, ben je belazerd.
Onder paradise by the dashboard light belde Hans aan. Ain't no doubt about it we were doubly blessed, cause we were barely seventeen and we were barely dressed. Hij had z'n haar bijzonder bij laten knippen en een baard laten staan. Kris Kristofferson jr. Ze gaf hem een hand. Wat heb je al een mooie baard, en wat leuk dat korte haar. Ze giechelde niet. Ze wees hem, overbodig, alle dingen in de koelkast en ze wees hem de glazen in de servieskast en de knoppen van de tv en steeds keek zijn lichaam mee, vlak naast het hare, voelbaar. En ondertussen trok Eelco aan z'n andere hand. Kom 's mee naar boven naar m'n kamertje.
Hij spreidde z'n boeken op tafel, ze dronk nog een kopje koffie, keek naar hem terwijl hij naar buiten keek: is die roeiboot nog steeds zo lek. Ja we leggen hem altijd
| |
| |
op de kant na het varen. Zo, nou, ze moest maar eens gaan.
En ze raasde in haar oude Escort naar L. Ze verslikte zich in haar moeders koffie en in de even voor sluitingstijd bemachtigde, halfbevroren petits fourtjes en werd iets rustiger toen ze over Eelco's poeplucht van gisteren vertelde. Had haar moeder natuurlijk een verhaal over hoe zij in de sloot gevallen was. Vind je het niet prettig als Arend er een paar dagen niet is. Nou ik, met pappa, vroeger.
En ze raasde in haar oude Escort weer naar Hans. De vestibule door, jasje aan de kapstok, haren in de spiegel. Voor de deur naar de woonkamer stokte ze. Ta ta ta. Bonzend hart in haar keel. Leeg, de kamer was dus leeg. Maar de tv stond aan, Amerikaans met schieten. Zeker naar de WC. Waar zou ze gaan zitten, en hoe. Op het puntje van de stoel tegenover de gangdeur. Eelco's limonadeglazen, met balletjes, sterretjes en halve maantjes erop, stonden met ieder nog een laagje sinas erin broederlijk naast elkaar op de lage tafel, de boeken van Hans namen de rest van het blad in beslag. Wanneer zou ze het geraas van de stortbak horen. Er werd slechts geschoten. Met haar blik op de deur gericht deed ze haar handtas open, voor spiegeltje en lippenstift. Eén oog op de deur, één oog op het spiegeltje. En na bijvoorbeeld vijf minuten zeg ik dat ik me even ga opfrissen. Nee wacht, eerst moet ik natuurlijk zeggen dat hij gerust nog even kan blijven, iets drinken nog. Maar dan ga ik naar boven en dan kom ik terug in mijn satijnen ochtendjas, wat een rotwoord, avondjas, nee, peinwaar, bah, kamerjas. In mijn witte badjas met daaronder, alleen, nog slechts, mijn broekje. Ze schrok op. Nee, niet de deur. Het kwam van boven. Zou er iets met Eelco zijn. Nee toch. Hoe lang zit hij nou al op die WC. Ik ga kijken, verdomd ik ga kijken. Ze stond op, liep naar de deur, deed hem open, tuurde de hal over naar het slot van de WC-deur, maar kon de kleur in het boogje niet onderscheiden. Ze liep de hal over. Wit. Ze klopte op de deur. Niets. Ze pakte de deurkreuk, drukte hem naar beneden, trok de deur open. Geen Hans dus. Waar dan. Dan was er misschien toch iets met Eelco. Ze ging weer de woonkamer in. Nog steeds niemand. De tv nog steeds aan, een galmende spreker nu. In de keuken. Ze liep om de bar heen die de open keuken van de woonkamer scheidde. Geen lijk voor de
koelkast. Ze giechelde bijna. Hij is dus boven bij Eelco en dus ga ik daar even kijken. En dan blijven we samen bij Eelco tot Eelco weer slaapt en dan gaan we samen naar beneden, of nee, ik ga me eerst even opfrissen, heeft hij onze badkamer al gezien, die is pas aangelegd, wil je even helpen met m'n. De open trap in het midden van de woonkamer, die loopt ze op haar tenen op, alsof ze Hans gaat verrassen, ze verkneukelt zich. De deur van Eelco's kamer is dicht. Ze wacht even. Nu. Ta ta. Donker. Geschuif. Hans? Stilte. Ze zoekt het lichtknopje. Het licht spat vol. Rechtop, bloot bovenlijf, verschrikkelijk haar en spieren, zit Hans in Eelco's bed, en kijkt haar dodelijk verschrikt, bedreigd, dreigend, glimlachend, afwachtend aan. Eelco ligt naast hem, hand voor z'n ogen. Mamma doe het licht uit.
Godverdomme nee. Ze rukt de kleren van haar lijf. Neuk me.
Black out.
De volgende morgen neemt ze de trein naar Amsterdam. Niet met die trillende handen achter het stuur. Wel roken. Eelco tegen haar aan op de bank. Hans tegenover haar, zijn rechterkuit tegen haar linker. Het idee van de bedevaart was in haar opgekomen toen ze Hans na het ontbijt de radio-gids zag doorbladeren. Hij had er wel oren naar. Het zal ons sterk maken. En Eelco was altijd voor een uitstapje te vinden, zeker zo met z'n drieën.
In één van de grote hallen van het RAI-complex wordt gesproken, vanachter een gestoelte beladen met machtige microfoons, ze kunnen het goed zien vanaf hun plaats, zij en Hans althans, Eelco kan amper lezen: Beste vriend(in), indien u zich eenzaam voelt of verlaten, indien u smart of pijn hebt, indien u vrees of angst
| |
| |
hebt of ziek bent. Indien u in de greep bent van de drankzucht, indien u zorgen hebt of strijd of u bent een slaaf van verdovende middelen. Indien u een publieke vrouw bent of sexueel gebonden. Hans, heb ik je het geld al gegeven. Waarvoor, ik ben toch geen vrouw. Maar voor de oppas. Laat maar. Indien u zich alleen maar ongelukkig voelt, lees dan dit traktaat, dat ik speciaal voor u geschreven heb. Uitroepteken.
Is het niet opvallend dat we steeds meer lezen in de dagbladen over moord en doodslag? Vrijdagavond was er op de tv. Wist u dat er dagelijks mensen zijn die een eind maken aan hun leven omdat ze er niet meer tegenop kunnen? Ze hebben geen vrede, geen rust, hun zenuwgestel is tot het uiterste gespannen. Zij zien er geen gat meer in, geen uitweg. Vrees benauwt hen aan alle kanten. Ze kijkt om zich heen. Een kleurrijke massa, duizenden mensen, naar leeftijd, ras en cultuur zeer verscheiden. Ze vangt de blik van Hans die ook z'n omgeving inspecteert. Hij glimlacht naar haar, even, wendt dan beschaamd z'n hoofd af. Ze pakt zijn hand, drukt hem, even. Zonder twijfel zijn er zulke mensen die dit lezen. U hebt niet kunnen slapen en steeds gebruikt u méér slaaptabletten, méér zenuwstillende tabletten. Uw huwelijk is misschien kapot. Uw huwelijk is misschien kapot of u zit in grote financiële nood. Hans. Ja. Hoef je echt dat geld niet. Nooit, Willy. Het is voor het eerst dat hij haar zo aanspreekt, verwonderd over zichzelf, lijkt het. Er gaat een grote warme golf door haar heen. Ziekte is in uw leven gekomen of in het leven van een geliefde. Misschien is er smart in uw leven, knagende smart. U voelt zich eenzaam. In één woord: U bent niet gelukkig. Dat zijn er toch vier. Ze kijkt Hans vragend aan. In één woord: ongelukkige.
Luister vriend of vriendin, ik heb een goede boodschap voor u! Eelco wordt een beetje onrustig. Wat staat hier Hans? Ik heb een grote boodschap voor u. Uitroepteken. Wat is dat. Vraagteken. Er is er Eén, Die u liefheeft! Eén, Die u helpen kan en Eén, Die u helpen wil! Hoeveel zijn het er nou. Hans kan een lach nauwelijks onderdrukken, hij knijpt haar in de arm. Hij weet wat het betekent alléén te zijn en verlaten. Alléén te zijn en verlaten, dat laat ik dik drukken. Hij weet wat het betekent arm te zijn. arm te zijn, ook dik. Weet hij wat het betekent om been te zijn. been te zijn. Hij weet wat het betekent smart te hebben. Smart. Hij weet ook wat het betekent pijn te hebben. Pijn. Steen en been, mompelt Hans. Het been der wijzen. Ze stikt bijna. Eelco vraagt zeurderig waarom ze zo lachen. Hij weet ook van uw persoonlijke moeilijkheden af, uw zorgen en
uw strijd. Degene Waarover ik sprak, Degene, Die u helpen kan en wil in elke nood is de Zoon van de goede en trouwe, almachtige God. Zijn naam is Jezus! Heeft u Hem reeds leren kennen? Ja, fluistert ze, en ze aait Eelco over z'n bol, drukt hem tegen zich aan. Met een schittering in haar ogen kijkt ze naar Hans op, die met gefronst voorhoofd het spreken probeert te volgen. O, Hij wil u blij en gelukkig maken en Hij zoekt u! Maar... wilt u door Hem gevonden worden? Als Hij roept, wilt u dan gehoor geven aan Zijn stam? Of... verbergt u zich voor Hem? De Here Jezus nodigt u vriendelijk en zegt tot Zijn schare: ‘Wilt u jonge of oude klare? Belijdt het en komt tot Mij, allen (dik gedr.), die vermoeid en belast zijn en Ik zal u rust geven!’ Ze krijgt het warm van al die mensen om zich heen. Als we straks thuis zijn wil ik met jullie in bad. Ssst! Vele mensen zijn gebonden door de macht van de boze en daarom zijn vele mensen ziek. Vele, ja zeer vele mensen zijn slaven der zonde en zitten in de greep der drankzucht. Ik persoonlijk heb vrijdagavond wel vier glazen port gedronken, of nee, rode vermouth, maar echt dronken was ik niet. Vannacht had je er zes op, zondige vrouw. Ja, maar samen met jou. U bent
| |
| |
een slaaf van verdovende middelen. U bent misschien een hoer of een sexuele maniak, een dief of een moordenaar. Luister vriend(in), u bent misschien een hoer of een sexuele maniak, een dief of een moordenaar, luister vriend(in), u bent misschien een hoer. Zet de naald een eindje verder. Tot u zich in de nood bevindt! U bent de wanhoop nabij! Luister goed! Jezus kan en Hij wil u helpen. Ik kan ze niet meer uit elkaar houden.
God spreekt vandaag door middel van deze traktatie en dwars door Zijn gezalfde dienstknecht. En Gods woord is het woord der waarheid. Uit de mouw die aap. Waar is een aap Hans. Hij tilt Eelco op, daar. Ik wil u nu duidelijk maken wat u moet doen om gered te worden, om blij en gelukkig te worden. Ze legt haar hoofd tegen zijn bovenarm, o ik ben zo gelukkig, en ineens zo bang. En om bevrijd te worden van angst.
Ten eerste: Erken dat u in Gods oog een doorn en zondaar bent! Hans. Willy. Wat vind je nou van mij, diep in je zij, eerlijk zeggen. Je bent niet minder zondig dan ik, maar we zijn elkaar niets schuldig. En ik wil. Verberg uw zonden niet voor God! U moet komen zoals u bent! Een nagel in mijn kruis.
Ten tweede: U zult moeten geloven dat Jezus Gods Zoon is! En de goede God zegt dat Zijn Zoon voor uw zonden geboet en betaald heeft. Hans wil je echt niet dat. Lief mens. Wanneer gaan we naar huis, zeurt Eelco. Voor alles wat u gedaan hebt en wat zondig was! Ja Jezus boette (dik gedr.) voor uw (dik gedr.) schuld. Drie maal schuld en boete overschrijven, als penitentie voor plagiaat. Heb jij dat gelezen. Wat. Oorlog en vrede.
Ten derde: Heb berouw van uw zonden.
Ten vierde: Vraag God om vergeving.
Ten vijfde: Dit is het meest belangrijke! Geloof in de vergeving van uw zonden. Geloof in de vergeving van uw zonden, vet gezegd in uitroep.
Op deze dag wil ik als zondaar Jezus aannemen als mijn Redder en geloven dat Zijn bloed mij reinigt van alle zonden.
Naam: ................................................................
Plaats: ..............................................................
Adres: ...............................................................
Luister! iedere zondagmiddag om half drie naar radio Luxemburg. Iets onaangenaams in haar buik. Ze neemt Eelco bij de hand en Hans bij de arm en aan hen vastgeklampt wordt ze naar de uitgang gestuwd.
Ze zitten met z'n drieën op één bank. Eelco tussen haar en Hans in. Als pappa nou niet meer terugkomt. Waarom zou pappa niet meer terugkomen? Omdat wij dat niet erg vinden. Ze glimlacht en trekt met een mondhoek. Hij komt vast terug, maar misschien moet hij ook wel gauw weer weg. Niet Hans? Zeker.
| |
Eronderdoor 12, 99
Een machinekamer en een buitenboordmotor. (Zie
| |
| |
hiervoor bijvoorbeeld 11,66: ‘Een boekenlange poging om in het schip te zitten. Er blijft buitenboord hangen. Ja hoor: de motor.’, of 26, 27: ‘het drijft, het beklijft, het lijkt nergens op (op zichzelf: een b, een l een ij een f een t, een ij een f een t, een b een k een l een ij een f een t, een l een ij een k een t), met een strop is de top = kop opgebonden aan 'n pruimebomentak omdat de brik bij verraderlike wind onherroepelik kapseist ook al is het gevaarte weinig kleiner dan het wateroppervlak’, waaronder de gehangene met de kiel haalt, lijkt het, op het evenwicht hier voor het gemak en uit nood getest in de badkuip van de luxehut aan het sloependek, of in de koelbak van de machinekamer midscheeps, 370: ‘we zitten allemaal in hetzelfde schuitje’, speelbal van de wind, waarop vanwaar de wesp (a.h.w.o.i.d.) ons (26: ‘het slachtoffer van de poppensluipwesp’ lijkt op de slachter maar is zijn gift voor een ander) beslopen heeft, holle poppen in de pruimeboom, nooit één dag vlinder, voedsel van angelen en verdoofd, alsof je de wind van buiten hoort, wat blijft is wat zich weer naar binnen boort, wat verdwijnt vergaat in het zog. van de kiel). In een machinekamer zitten en zeggen van hieruit wordt het schip aangedreven en wel aldus: eh tja eh laten we ons beperken tot een model. En de buitenboordmotor buiten beschouwing laten. Ook wordt er gedacht in een roeiboot te zitten en zelf te roeien met de riemen die je hebt, met name door wat terugging naar de natuur: de eeuwige menselijke verlangens en angsten.
| |
Ertussendoor 12, 999
Vanuit het huis naar de muur
van het huis haaks op het
En daar laten we het dan maar bij. Dat ze 14 schrijft in niemandsland over zijn helse hersens op zoek naar een part-time hoofd dat naast het zelfmoorden nog wat tijd laat aan het uitgaan naar de geliefde. Blijft geheimschrift.
En daar laten we het dan maar bij. Dat hij ondertussen zijn hersens aan de hel van zijn vader en moeder toeschrijft waar de eerste hem schoppend liefheeft zonder zelfs maar zichzelf te kunnen vergeven en de laatste hun brieven opent naar de markt van wederzijds begrip en gematigd religieuze vervoering over de ijszee tussen rusland en amerika gaat onder in het wit
En daar laten we het dan maar bij. Dat in 15 tussen A. en A. en P. zich schokt een rammelende driehoek waaruit geen ontkomen is zolang de menselijke handeling beperkt blijft tot aan de geliefde schrijven van nooit te verzenden brieven waarin verschillen en overeenkomsten tussen hier en daar worden afgescheiden blijft voor dit tijdschrift een maagdelijke zin die zwanger gaat van mogelijkheden.
En daar laten we het dan maar bij.
Als er niets tussenkomt.
(Waar gaan die mooie benen naar toe)
|
|