misschien moet de degeneratie van de erfgenamen wel het afglijden tot museum of hotel met zich meebrengen. Ik zal mij moeten documenteren, en niet alleen uit boeken. Concrete gegevens heb ik nodig, mensen, plaatsen. Ik moet oppassen dat ik Hawthorne niet al te slaafs volg in zijn opvallend schematische werkwijze: eerst de plot, de allegorie; daarna de met betekenis geladen personages.
Het ligt voor de hand dat ik een land kies dat ik een beetje ken en waarheen ik me voor het invullen van een aantal details zou kunnen begeven. Het zou Italië kunnen zijn, land van op- en weer onderduikende intriges, van onopgeloste raadsels.
Voor een Italiaanse butler kan Nobel zich na zijn geveinsde dood niet uitgeven, daarvoor is zijn Italiaans te slecht. Nee, ook de huisknecht is uit Amerika afkomstig; meegebrachte trouwe lijfknecht. Van Nederlandse afkomst, misschien. Westervelt, zo zou hij kunnen heten.
In het meer van Bolsena liggen twee kleine eilanden die, zoals mij na een aantal vergeefse pogingen is gebleken, onbereikbaar zijn voor nieuwsgierigen. Op het Isola Martana, het grootste van de twee, is lang geleden een koningin vermoord - het doet weinig ter zake, maar het geeft wel aan dat er dingen kunnen gebeuren zonder dat de daders zich op de vingers gekeken voelen. Misschien ligt hier de eigenlijke oorsprong van de roman: een rampzalig eindigend boottochtje in een narrenschip vol toeristen blijkt niet naar de eilanden te voeren, maar erlangs. Roeiboten zijn nergens te huur, en totnogtoe heb ik het niet gewaagd, de afstand zwemmend te overbruggen. Op dat eiland - op een dergelijk eiland - moet ik het buitengoed neerzetten. Voorzover ik op luchtfoto's kan waarnemen zijn de twee villa's op het Isola Martana niet geschikt voor de verwezenlijking van de plannen van Hawthorne en Nobel. Ik zal er iets anders moeten bouwen, iets dat ik niet helemaal hoef te bedenken, dat ik ook niet helemaal wíl bedenken want de werkelijkheid blijkt altijd over meer fantasie te schikken dan ikzelf, en ik weet in Italië een hotel, gevestigd in een kasteel dat aan al mijn wensen beantwoordt. Dat wil ik in kaart brengen, en vervolgens op het eiland situeren.
Een hotel in een kasteel... ik speelde al eerder met de gedachte dat het daar op zou kunnen uitdraaien. De erfgenamen moeten zozeer verkommeren dat de paradijselijke vrijheid van de Villa verandert in de slavernij van een hotelbedrijf.
Hoe krijgt die Nobel dat als butler voor elkaar?
Hoe regelt hij een en ander bij de notaris?
Corrupte notaris, corrupte arts, valse verklaringen van overlijden, corrupte priester, corrupte begrafenisondernemer? Nee, hij heeft maar één medeplichtige, Sandrina, een jonge Italiaanse; een intrigante die er belang bij heeft dat ze het geheim niet in een vloek en een zucht prijsgeeft. Sandrina zal fungeren als schakel tussen het eiland en de buitenwereld.
Als noodzakelijke schakel, want niemand anders dan zij mag weten hoe frappant de gelijkenis is tussen Nobel en zijn huisknecht.
Wie zijn de erfgenamen?
Het is hun taak, Nobels plan te volvoeren. Er moet een schrijver aan te pas komen, een schrijver die zich wil terugtrekken om zijn meesterwerk te componeren, vrij van materiële zorgen. Ik zie hem voor me, Evert heet hij, de schrijver, die daar op dat eiland na een jaar geïsoleerd raakt, zo geïsoleerd dat hij dankbaar is voor ieder brokje mysterie dat hem listig wordt toegeworpen door de oude butler en zijn interessante medeplichtige; dat hij gefascineerd raakt door alles wat de nalatenschap van Hendrik Nobel te bieden heeft: niet alleen geld, maar ook schilderijen, boeken, papieren. Evert begint aan een boek over de geleidelijk tot hem doordringende monsterachtige tweeëenheid van geheimzinnige oude mannen die zijn rust verstoren met allerhande machines; die zijn lievelingsbomen laten omzagen; die zijn zoon Victor zenuwziek en zijn vrouw Martha wanhopig maken. Maar het boek blijft onvoltooid nadat Martha is verdronken en Evert zelf is verongelukt - Evert, die plotseling heeft geweigerd het duivelse plan te volvoeren. Die alsnog de erfenis van Hawthorne en Hendrik Nobel heeft afgewezen. Vergiste Nobel zich toen hij ten tweeden male reïncarneerde?
Toch wordt de roman geschreven. Door mij. Niet vanuit de problemen waarvoor Hendrik Nobel zich gesteld ziet bij het verwezenlijken van zijn complot, maar vanuit het raadsel waarvoor de onbevangen buitenstaander zich geplaatst ziet. Nobel is de hij van het verhaal, ik ben vooralsnog de ik, maar wel een ‘myself disguised’; ook die ik wordt weer een hij zodra ik een nieuwe, authentiekere ik probeer in te voeren, die op zijn beurt na enige tijd en na het vertonen van een aantal karaktertrekken het veld zal moeten ruimen voor een ik die ikzelf zou willen spelen - maar autobiografisch zal het wel nooit worden. Nobels levensverhaal is de kaart van het terrein, meer niet, de achtergrond waartegen de roman zich zal afspelen. Het verhaal wordt 180o gedraaid. Nu is het de verteller die de intrige meent te achterhalen. Hij vermoedt machinaties, hij meent een structuur te ontwaren in hetgeen