| |
| |
| |
Frans van Dooren
Van sonetto tot sonnet
Verslag van een vertaalproces
I Inleiding
Bij het vertalen van een gedicht gooi ik bij iedere nieuwe fase de kladblaadjes van de vorige fase in de prullenmand. Het was dan ook louter toeval dat ik, toen ik begin 1983 het sonnet Colei che sovra ogni altra amo ed onoro van Torquato Tasso vertaalde, het klad niet verscheurde maar bewaarde: ik wilde wel eens weten hoeveel ik nu eigenlijk wel volschreef voordat het eindproduct klaar was. Het bleken voor dit ene sonnet zestien dichtbeschreven velletjes te zijn: een wirwar van woorden, pijlen, strepen en doorhalingen waar een normaal mens geen wijs meer uit kon.
In wat hier nu volgt doe ik een poging om die chaotische kladboel te ordenen en aan de hand ervan het vertaalproces te beschrijven. Volledig kan dat natuurlijk nooit, daarvoor is het te ingewikkeld. Ik heb, om de ongeveer 100 woorden van het Italiaanse sonnet te vertalen, ongeveer 3000 woorden in het Nederlands opgeschreven (voor de aardigheid heb ik ze geteld), en het ligt voor de hand dat mij nog een veelvoud daarvan aan flitsen, probeersels, vondsten, opwellingen en ideeën door het hoofd is gegaan zonder dat ik ze heb opgeschreven. De levende werkelijkheid is ook hier veel en veel gecompliceerder dan de meest uitgewerkte theorie. Ik besef overigens wel dat mijn beschrijving het gevaar in zich draagt dat de lezer, door het feit dat hij met de nogal technische voorbereiding wordt geconfronteerd, het eindproduct poëtisch ongenietbaar kan gaan vinden. Maar dat risico neem ik: ook als je de kok in de keuken hebt zien staan zweten, kun je de maaltijd lekker vinden.
| |
II De letterlijke omzetting
Ik begin met een zo getrouw mogelijke letterlijke omzetting. Dat levert niet al te veel problemen op, want taalkundig gezien is het gedicht helder. Enige twijfel heb ik toch nog bij apriva in v.4: moet ik daar nu vertalen deed opengaan, zoals Sapegno (het enige commentaar dat ik bezit) voorstaat, of deed te voorschijn komen, wat ik zelf logischer vind? Voorlopig kies ik maar voor het neutrale opende, dan kan ik later nog zien.
Wanneer ik de zo ontstane Nederlandse tekst (nr. II) achteraf nog eens bekijk, word ik opnieuw bevestigd in mijn mening dat bij een gedicht, en zeker bij een gebonden gedicht, een letterlijke omzetting nooit tot poëzie leidt. Trouwens, wat is letterlijk? Als je een bepaalde regel of strofe van een willekeurige dichter uit een willekeurige taal door een aantal deskundige vertalers laat vertalen, blijkt steeds weer opnieuw dat niet één van de vertalingen hetzelfde is. Soms zijn de onderlinge verschillen groot, soms zijn ze klein, maar ontbreken doen ze nooit. Als dit nu steeds weer het geval blijkt te zijn, hoe kunnen we dan nog spreken van de letterlijke vertaling? In feite is datgene wat men aanduidt als de letterlijke vertaling alleen maar relatief minder vrij (dat wil zeggen: persoonlijk) dan de zogenaamde vrije vertaling of herdichting, die nogal eens wordt aangevochten. Hoe het ook zij, in het geval van deze letterlijke Tasso-weergave kan de conclusie kort zijn: de charme van het Italiaans is in het Nederlands ver te zoeken.
Colei che sovra ogni altra amo ed onoro
fiori coglier vid'io su questa riva,
ma non tanti la man cogliea di loro
quanti fra l'erbe il bianco piè n'apriva.
5[regelnummer]
Ondeggiavano sparsi i bei crin d'oro,
ond'Amor mille e mille lacci ordiva,
e l'aura del parlar dolce ristoro
era del foco che de gli occhi usciva.
Fermò suo corso il rio, pur come vago
10[regelnummer]
di fare specchio a quelle chiome bionde
di se medesmo ed a que’ dolci lumi.
E parea dire: ‘A la tua bella imago,
se pur non degni solo il re de' fiumi,
rischiaro, o donna, queste placid'onde!’
Haar die ik boven elke andere bemin en eer
zag ik bloemen plukken op deze oever,
maar niet plukte de hand er zoveel
als de blanke voet er in het gras van opende.
5[regelnummer]
Gespreid golfden de mooie gouden haren
waarmee Amor duizend en duizend strikken zette
en het briesje van het spreken was een zoete lafenis
voor het vuur dat uit de ogen kwam.
De stroom hield zijn loop in, als verlangend
10[regelnummer]
om voor die blonde haren en die zoete ogen
een spiegel te maken van zichzelf.
En hij leek te zeggen: ‘Voor jouw mooie beeld,
als jij niet slechts de koning der rivieren verwaardigt,
maak ik, o liefste, deze kalme golven helder!’
| |
| |
| |
III Invoering van rijm
Omdat het vinden van goede rijmen meestal meer moeilijkheden oplevert dan het metrisch maken van de verzen, begin ik met het eerste. Ik zoek naar kenmerkende woorden die in de vertaling rijmdragend kunnen worden. Omdat ik zie dat het centrale hand van v.3 kan worden gecombineerd met brand in v.8 en waterkant in v.2 (het mooiere oever moet ik bij gebrek aan rijmmogelijkheden laten schieten), besluit ik daarmee een eerste poging te wagen. Omdat waterkant alleen maar in v.2 en hand alleen maar in v.3 kan komen, moet brand automatisch verhuizen naar v.7. Daarvoor moet ik het originele rijmschema van de kwatrijnen veranderen van abab/abab in abba/abba. Aan een dergelijke ingreep til ik niet zo zwaar: het belangrijkste is dat er een nieuw sonnet blijft. Bij waterkant, hand en brand moet ik nu nog een rijm hebben voor v.6. Na enig zoeken (onder andere in het Prisma Rijmwoordenboek) vind ik daarvoor spant, dat op een of andere manier wel in de regel is onder te brengen.
Dan kom ik nu aan de a-rijmen, die heel wat lastiger zijn. Na wat zoeken en tasten probeer ik het maar eens met -aren. Voor v.5 kan ik dan meteen haren nemen en voor de andere verzen zijn er op het eerste oog mogelijkheden genoeg. Toch valt dat tegen: ik moet in v.1, v.4 en v.8 tamelijk vrije en lelijke vertalingen voor lief nemen. Hetzelfde procédé pas ik toe op de terzetten. Voor v.9 begin ik met verlangend (de letterlijke vertaling van vago), dat ik echter al snel verander in verlangen, omdat er dan in v.11 vangen of opvangen op kan rijmen. Over het feit dat het rijmschema daardoor ook hier anders wordt, maak ik me opnieuw niet druk. In v.10 ga ik eveneens uit van het eindwoord, in dit geval chiome, dat ik vertaal met haren. Daarop zal dan in een van de volgende verzen een woord moeten rijmen, liefst in v.12, want in navolging van Shakespeare houd ik ervan om de laatste twee verzen op dezelfde klank te laten eindigen. Als ik nu parea dire vertaal met leek te verklaren, is de zaak opgelost. Ook voor de laatste twee regels knoop ik aan bij het eindwoord, en wel dat van v.13 il re de’ fiumi: ik vertaal met de vorst der stromen en verzin vervolgens een redelijk letterlijke vertaling voor v.14, eveneens met het rijm -omen.
Aan de hand van de rijmen op -aren en -ant voor de kwatrijnen en die op -angen, -aren en -omen voor de terzetten improviseer ik nu zonder te letten op maat en ritme voorlopige versregels om zodoende te komen tot de eerste opzet van een sonnet (nr. III).
| |
IV Invoering van metrum
De taak die nu voor me ligt, is die van het metrisch fatsoeneren van het nog uiterst onregelmatige ‘sonnet’ nr. III. Daartoe moet ik alle verzen tot hendekasyllaben maken, dat wil zeggen tot jambische eenheden van elf lettergrepen. Overigens mogen het er in het Nederlands ook tien zijn, omdat wij in tegenstelling tot het Italiaans zeer veel woorden bezitten met een mannelijke uitgang.
Ook de elisie - de uitstoting van de eindklinker voor een volgende beginklinker - speelt in het proces van het metrisch maken van de verzen een belangrijke rol. Omdat in het Italiaans meer dan negentig procent van alle woorden op een klinker eindigt, komt dit verschijnsel daar relatief veel voor, althans veel meer dan in het Nederlands. De Italiaanse hendekasyllaben bevatten dan ook vaak niet 11, maar 12 of 13 en soms zelfs 14 of 15 lettergrepen. Het eerste vers van het onderhavige Tasso-sonnet is er al meteen een aardig voorbeeld van, want het bestaat - de elisie buiten beschouwing gelaten - uit maar liefst 15 lettergrepen.
Als ik nu de geïmproviseerde regels van het al ontstane ‘sonnet’ nr. III bekijk, constateer ik dat alleen de verzen 3, 5, 10, 11 en 13 metrisch in orde zijn en in eerste instantie dus gehandhaafd kunnen blijven. De andere zijn stuk voor stuk te lang en moeten worden ingekort. Dit inkorten is een subtiel spel van wikken en wegen rond de vraag: wat kan er van de inhoud worden weggelaten zonder dat het gedicht er poëtisch al te zeer onder lijdt?
In v.1 vervang ik dierbare door al zovele jaren: een voorlopige vervanging, want ik moet nog onderzoeken of het biografisch klopt. In v.2 zie ik me genoodzaakt om zowel zag ik als deze te schrappen, waardoor de regel minder persoonlijk wordt. In v.4 achteraan kies ik voor geen andere meer waren, maar daarvoor moet ik blanke voet helaas opofferen. In v.6 kan de inhoud met een lichte wijziging gehandhaafd blijven. In v.7-8 vind ik een oplossing door de introductie van stem, bluste en ontwaren in plaats van spreken, bracht tot bedaren en kwam. In v.9 kan de verkorting vrijwel zonder verlies worden doorgevoerd, terwijl ik in v.12 met enige spijt Voor jouw mooie beeld verander in Voor jouw gezicht. In v. 14 tenslotte breng ik enkele op zichzelf simpele wijzigingen aan, die evenwel minder simpele gevolgen hebben voor de rest van de zin, waarin nu - overigens zonder veel verlies - verwaardigt verdwijnt.
De voor mij boven elke andere lieve en dierbare
zag ik bloemen plukken langs deze waterkant,
maar niet plukte ze er zoveel met haar hand
als er steeds in het gras bij haar blanke voet waren.
5[regelnummer]
Golvend en los woeien de gouden haren
waarmee Amor duizend en duizend strikken spant
en het briesje van het spreken bracht de brand
die uit haar ogen kwam vol zoetheid tot bedaren.
De rivier hield zijn loop in, als uit verlangen
10[regelnummer]
die zoete ogen en die blonde haren
als in de spiegel van zichzelf te vangen.
‘Voor jouw mooie beeld’, zo leek hij te verklaren,
‘laat ik, als jij niet slechts de vorst der stromen
verwaardigt, liefste, deze golfjes tot bedaren komen!’
Zij die me 't liefst is al zovele jaren
liep bloemen plukkend langs de waterkant,
maar niet plukte ze er zoveel met haar hand
dat er in 't gras geen andere meer waren.
5[regelnummer]
Golvend en los woeien de gouden haren
waarmee Amor duizendmaal zijn netten spant
en 't briesje van de stem bluste de brand
die ieder in haar ogen kon ontwaren.
En de rivier bleef stilstaan, vol verlangen
10[regelnummer]
die zoete blikken en die blonde haren
als in de spiegel van zichzelf te vangen.
‘Voor jouw gezicht’, zo leek hij te verklaren,
‘laat ik, al ben ik niet de vorst der stromen,
mijn golven, liefste, tot bedaren komen!’
| |
| |
| |
| |
| |
V Eerste verfijning
De nu ontstane tekst (nr. IV) is technisch gesproken een gaaf sonnet. Toch ben ik, wanneer ik het geheel nog eens doorlees, niet tevreden: er zijn te veel punten die mij om één of andere reden storen. Trouwens, in de eerste plaats moet ik nog nagaan of de aanvulling in v.1 al zovele jaren historisch wel juist is. Wanneer ik daartoe in een Tasso-biografie op zoek ga naar achtergrondgegevens bij dit sonnet, ontdek ik dat het uit 1561 stamt en is geschreven voor Lucrezia Bendidio. Tasso verbleef toen in Padua, waar hij Lucrezia op zijn allervroegst in 1560 kan hebben leren kennen. De zinsnede al zovele jaren is dus, hoe mooi zij ook klinkt, biografisch onjuist en moet dan ook verdwijnen. Omdat ik ontwaren in v.8 verre van mooi vind en maar niet door iets beters vervangen kan krijgen, probeer ik het met een ander rijm, en wel met dat op -onden. Dat blijkt wonderwel te lukken: voor v.4 en v.5 liggen stonden en blonde voor het oprapen, en na enige probeersels slaag ik erin om ook voor v.1 en v.8 redelijke, zij het voorlopige, oplossingen te vinden.
Een andere wijziging (en tegelijk verbetering) kan ik nu aanbrengen in v.4: het niet zo noodzakelijke in 't gras vervang ik door haar voeten, dat net als in het origineel een mooi contrast oplevert met haar hand uit v.3. In v.5, waar blonde nu achteraan komt te staan, ontstaat vooraan wat meer ruimte, een ruimte die ik gebruik om warrelden te introduceren. Omdat in v.6 haren als enjambement voorop komt te staan, moet de rest ingekort worden: ik vervang daartoe duizendmaal door graag, dat qua gevoelswaarde in het vers zeker niet misstaat. In v.8 krijg ik nu de kans om ontwaren te vervangen door iets op -onden: ik kies voor een regel eindigend op uitgezonden.
Een interessant probleem doet zich voor in v.9 met de rivier. Ik besef ineens dat rivier in het Nederlands vrouwelijk is (al voelt waarschijnlijk lang niet iedereen dit nog aan) en dat het woord hier dus niet mag staan: de rivier wordt immers in het gedicht voorgesteld als een aanbidder van het meisje. Er moet dus in de vertaling een mannelijk woord komen (net als het Italiaanse rio): ik vervang daarom rivier door stroom en verander vol in boordevol, dat ook als oorspronkelijk beeld misschien nog werkt. Behalve dat ik in v.12 het semantisch ruimere Voor al dit schoons in de plaats zet van Voor jouw gezicht, verander ik de terzetten nauwelijks. Alleen in v.9 en v.14 breng ik nog wat retouches aan, waarbij ik me, op hetzelfde moment dat ik dat doe, afvraag of het wel verbeteringen zijn.
| |
VI Tweede verfijning
Wanneer ik een paar weken na het ontstaan van versie nr. V de tekst nog eens doorneem, vallen mij onmiddellijk een aantal ongerechtigheden op. Zo is v.1 ondanks de al aangebrachte verbetering biografisch nog steeds niet helemaal correct: Tasso was, toen hij het gedicht schreef, zeventien of achttien jaar oud, en het woord altijd klinkt bij zo iemand nogal overdreven. Ik vervang gevonden door gebonden en verzin er een vers bij, dat enerzijds een suggestieve vaagheid bezit en anderzijds sterker naar het heden verwijst. In v.2 vind ik het ritme (een belangrijke, maar moeilijk te rationaliseren factor in een gedicht) te monotoon: ik breng via een simpele verandering wat meer leven in het vers. In v.3-4 zie ik tot mijn vreugde dat de al aanwezige antithese hand - voet door een eenvoudige ingreep strakker in de verzen kan worden ondergebracht. In v.5 verander ik het wat fletse losjes door het elegantere gracieus, dat ook door de allitteratie met golvend een betere werking heeft.
In v.6 val ik, figuurlijk gesproken, over Amor, waarvan de aanwezigheid mij in de eerste vertaalfase kennelijk is ontgaan. Dit woord, dat in Tasso's tijd al tot een poëtisch cliché was geworden, is in het huidige Nederlands dankzij bruiloftsliederen en sinterklaasgedichten tot een burgerlijk cliché afgesleten en daardoor voor een serieuze poëzievertaling nauwelijks nog bruikbaar. Ik vervang het door Liefde, dat nog een zekere frisheid bezit, al besef ik dat ik de mythologische verwijzing naar Amor (= Cupido) daarmee prijsgeef. In v.6 vervang ik verder nog haren door lokken en net door strikken, het eerste om te variëren met haren in v.10 (ook in het Italiaans staan verschillende woorden: crin en chiome), het tweede vanwege zijn wat scherpere betekenis en klankwaarde. In v.8 bevalt warme blik me niet zo, ook al niet omdat foco in het origineel feller is: ik introduceer door 't vonken van de ogen, dat het vers zowel ritmisch als poëtisch sterker maakt.
Van de terzetten bevredigt mij vooral het tweede niet: Voor al dit schoons komt op mij toch nog cliché-achtig over en daarom vervang ik het door Om jou te zien: die wending geeft het Italiaanse A la tua bella imago heel aardig weer, al wordt het begrip bella er een beetje door verdonkeremaand. In v. 10 verander ik blonde in gouden terwille van de variatie met blonde in v.5 (ook het Italiaans heeft synoniemen: d'oro in v.5 en bionde in v.10). In v. 11 tenslotte breng ik voor de zoveelste keer een wijziging aan in de woordvolgorde.
Zij die ik altijd 't liefste heb gevonden
liep bloemen plukkend langs de waterkant,
maar niet plukte ze er zoveel met haar hand
dat er niet steeds weer bij haar voeten stonden.
5[regelnummer]
Losjes en golvend warrelden de blonde
haren waar Amor graag zijn net mee spant
en 't briesje van de stem bluste de brand
die door de warme blik werd uitgezonden.
De stroom bleef stilstaan, boordevol verlangen
10[regelnummer]
die zoete blikken en die blonde haren
in zich als in een spiegel op te vangen.
‘Voor al dit schoons’, zo leek hij te verklaren,
‘laat ik, al ben ik niet de vorst der stromen,
mijn golven, liefste, graag tot stilstand komen!’
Zij die me 't meest door liefde houdt gebonden
plukte eens bloemen langs de waterkant,
maar niet plukte ze er zoveel met haar hand
dat bij haar voet niet steeds weer andere stonden.
5[regelnummer]
Gracieus en golvend warrelden de blonde
lokken als strikken die de Liefde spant
en 't briesje van de stem bluste de brand
door 't vonken van de ogen uitgezonden.
De stroom bleef stilstaan, boordevol verlangen
10[regelnummer]
die zoete ogen en die gouden haren
als in een spiegel in zich op te vangen.
‘Om jou te zien’, zo leek hij te verklaren,
‘laat ik, al ben ik niet de vorst der stromen,
mijn golven, liefste, graag tot stilstand komen!’
| |
| |
| |
VII Eindafwerking
Een maand later neem ik het sonnet weer voor me, en ook deze laatste revisie levert nog enkele verbeteringen op. Zo vervang ik in v.1 meest door sterkst, dat intensiever is. In v.4 zie ik dat ik het hortende andere heel eenvoudig kan veranderen in nieuwe, een verandering die het vers ritmisch strakker maakt. In v.6 schrijf ik Liefde, dat ik eerst waarschijnlijk onder invloed van Amor met een hoofdletter heb geschreven, nu met een kleine letter als liefde, waardoor het woord in de tekst wat minder opvalt. V.8 verander ik vooral vanuit syntaktisch oogpunt: ik vind een betrekkelijke bijzin duidelijker en qua Nederlands ook beter dan de vorige versie.
Met de terzetten heb ik meer problemen. Ik vraag me af of het voor de Nederlandse lezer, die immers maar een vaag beeld van Tasso bezit, duidelijk is om welke stroom het in v.9 gaat en wie de vorst der stromen is in v.13. Ik besluit beide punten te expliciteren door de eigennamen Brenta en Po in te voeren. De reden daarvoor ligt op het biografische vlak: Lucrezia Bendidio, aan wie het sonnet gericht is, verbleef op het moment van het ontstaan ervan in Padua (dat aan de Brenta ligt) en stamde uit Ferrara (dat aan de Po ligt). Omdat dit achtergrondgegeven de Nederlandse lezer onbekend is, geef ik hem door de toevoeging van de eigennamen op dit punt enige steun.
Deze explicitering heeft overigens voor het hele sextet consequenties, consequenties die tamelijk vérstrekkend worden wanneer ik ook nog merk dat ik door invoering van glad strijken in v.14 het beeld van de waterspiegel kan laten terugkomen. Ik zie me genoodzaakt om op het laatste moment het hele sextet nog om te gooien, iets wat vooral in het tweede gedeelte nogal wat hoofdbrekens kost. Met wat passen en meten lukt het me om een redelijke oplossing te vinden. In v.9 moet ik, om Brenta te kunnen invoegen, tot mijn spijt het plastische boordevol laten schieten. In het tweede terzet vervang ik de rijmen op -aren en -omen door die op -aar en -ijken. Daarvoor moet de vorst der stromen in v.13 wijken, maar via de omschrijving van v.12 blijft hij, zij het indirect, toch aanwezig. Om jou te zien uit v.12 verplaats ik nu naar v.13, waar het in als ik jou zie kijken terugkomt: een wijziging die zeker een verbetering inhoudt omdat het water daardoor nog meer tot een spiegel wordt. Verder verander ik nog wat kleinigheden: leek hij te verklaren wordt verzuchtte hij, en liefste (dat ook wat te emotioneel is in vergelijking met het hoofse donna) gaat op in het jou van v.13.
| |
VIII Nabeschouwing
Nu ik de definitieve versie van het sonnet (nr. VII) een half jaar na publicatie nog eens met het origineel vergelijk, overkomt mij datgene wat mij altijd overkomt wanneer ik na lange tijd één van mijn poëzievertalingen onder ogen krijg: ik word bevangen door de bijna onbedwingbare neiging om onmiddellijk weer veranderingen te gaan aanbrengen omdat ik zie dat bepaalde elementen van de vertaling niet met de oorspronkelijke tekst overeenstemmen of zelfs daarin ontbreken. Ik denk dat iedere poëzievertaler dat gevoel wel kent. Het komt waarschijnlijk voort uit de teleurstellende constatering dat je er ondanks al je inspanningen opnieuw niet in bent geslaagd een gedicht dat je de moeite waard vindt, in al zijn facetten over te brengen. En ik heb het idee dat die onvoldaanheid je des te meer treft naarmate je er meer van overtuigd bent dat poëzie haar waarde niet ontleent aan de inhoud, maar aan de manier waarop aan de inhoud gestalte is gegeven.
Poëzievertalen is, hoe je het ook bekijkt, gekkenwerk: je streeft een ideaal na waarvan je al bij voorbaat weet dat je het maar zeer gedeeltelijk kunt bereiken, en bovendien ben je er zó lang mee bezig dat de vraag gewettigd is of het als tijdsinvestering wel verantwoord is. Gelukkig gaat het bij deze vorm van vertalen niet zozeer om het resultaat als wel om de vreugde die je ondervindt bij je pogingen om dat resultaat te bereiken. Dat gevoel heb ik in mijn voorafgaande ‘proces verbaal’ onmogelijk tot uitdrukking kunnen brengen, maar het ligt wel aan de basis van mijn inspanningen.
Die vreugde, die vaak gepaard gaat met bewondering, begint al bij de ontdekking van een gedicht, in dit geval een jeugdsonnet van Torquato Tasso. Toen ik het twintig jaar geleden voor het eerst las, sprak het me meteen aan. En ofschoon ik wel zag dat het niet tot de grote sonnetten van de Italiaanse literatuur behoorde, had het voor mij toch iets innemends: in de evocatie van vrouwelijke schoonheid tegen de achtergrond van een tot leven gewekte natuur lag voor mij een Botticelli-achtige gratie, die het gedicht ondanks bepaalde petrarkistische en barokke trekjes tot een typisch voorbeeld van renaissance-poëzie maakte. Die eerste kennismaking met het Italiaanse origineel leidde voor mij jaren later tot de vertaling ervan in het Nederlands, en in tweede instantie ook tot deze (van alle poëzie gespeende) analyse van het vertaalproces. Mogen de Muzen mij vergeven!
Zij die me 't sterkst door liefde houdt gebonden
plukte eens bloemen langs de waterkant,
maar niet plukte ze er zoveel met haar hand
dat bij haar voet niet steeds weer nieuwe stonden.
5[regelnummer]
Gracieus en golvend warrelden de blonde
lokken als strikken die de liefde spant
en 't briesje van de stem bluste de brand
die vonkend door de blik werd uitgezonden.
De Brenta-stroom bleef stilstaan, vol verlangen
10[regelnummer]
die zoete ogen en dat gouden haar
als in een spiegel in zich op te vangen.
‘'t Kan zijn dat ik de Po niet evenaar’,
verzuchtte hij, ‘maar als ik jou zie kijken,
dan haast ik me om mijn golven glad te strijken!’
Colei che sovra ogni altra amo ed onoro
fiori coglier vid'io su questa riva,
ma non tanti la man cogliea di loro
quanti fra l'erbe il bianco piè n'apriva.
5[regelnummer]
Ondeggiavano sparsi i bei crin d'oro,
ond'Amor mille e mille lacci ordiva,
e l'aura del parlar dolce ristoro
era del foco che de gli occhi usciva.
Fermò suo corso il rio, pur come vago
10[regelnummer]
di fare specchio a quelle chiome bionde
di se medesmo ed a que' dolci lumi.
E parea dire: ‘A la tua bella imago,
se pur non degni solo il re de' fiumi,
rischiaro, o donna, queste placid'onde!’
|
|