De Revisor. Jaargang 10
(1983)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
M. Klein
| |
De inhoud van ExtazeWaar gaat deze roman over? De hoofdfiguren zijn Cecile van Even, Taco Quaerts en Jules Van Attema. Cecile is een jonge weduwe (haar man was minister van Buitenlandse Zaken), zij heeft twee kinderen, Dolf en Christie. Maar ondanks het feit dat zij getrouwd geweest is en kinderen heeft, is zij ‘jonkvrouwelijk tenger’ en haar gestalte is die ‘van een maagd.’ Deze moeder-maagd gaat niet veel meer uit. Ze leest, ze schrijft in haar dagboek of correspondeert, of doet niets. ‘En dat laatste is nog het heerlijkste: ik leef pas, als ik niets doe.’ Zij leeft in dromerij, ‘als vol van een wijd, stil grijs Nirwana.’ Cecile - zo wordt ons verteld - kent zichzelf (nog) niet geheel. Zij weet niet, dat zij, de kuise moeder-maagd, eigenlijk meer vrouw is dan moeder. Zij voelt niet het verlangen naar een omhelzing, ‘hoewel dit gevoel toch in haar lag, maar het lag zó diep, zo in het onbewuste van haar ziel, dat het niet tot haar kwam, mocht het misschien later ook langzamerhand kunnen op- en oprijzen als een schim van duidelijker weemoed.’ Als zij zich al weemoedig voelt in haar dromerij, dan is dat om het verleden, maar nooit omdat zij nu eenzaam is, of in de toekomst dat zal zijn. Cecile is dus, aan het begin van het verhaal, in haar afzondering van de wereld, zeer evenwichtig gelukkig. Haar achternaam draagt zij niet toevallig. Taco Quaerts is haar mannelijke tegenspeler. Zij ontmoet hem als zij voor het eerst weer uitgaat, op een soirée bij haar zuster Amélie van Attema en haar man Dolf. Het gezonde, energieke uiterlijk van Quaerts, met ‘zijn mooie, zinnelijke mond’, maakt dat hij haar in het begin onaangenaam is. Twee weken later brengt Taco Quaerts een bezoek aan Cecile bij haar thuis. Hij is haar nog steeds antipathiek. Hij ziet, dat zij Emersons Essays leest, die hijzelf nog niet gelezen heeft. Als hij weggegaan is, benadrukt zij tegenover de Van Attema's, die inmiddels gekomen zijn, haar antipathie jegens hem. Maar zie, Quaerts' bezoek brengt toch een ommekeer in Ceciles leven teweeg. Als de Van Attema's weg zijn, mijmert zij over hem en zij gaat zich afvragen of hij haar wel zo antipathiek is. ‘Waarom voel ik toch antipathie voor hem? Voel ik die wel?’ Uiterlijk een voor Cecile onaantrekkelijk sportmens, krachtig en energiek, blijkt Taco innerlijk een ander mens te zijn, zo ervaart Cecile aan het diner bij Mevrouw Hoze. Hij draagt zijn achternaam niet toevallig (Quaerts = kwarts). Het tafelgesprek, teder en broos, over cirkels van anti- en sympathie, over gevoelsmystiek, breekt af, als Cecile hem vraagt wie de dame is die haar zo aanstaart. Het blijkt Mevrouw Hijdrecht te zijn, ‘die zijn maîtresse werd genoemd’. Cecile is blij als het diner ten einde is. Thuisgekomen bekent zij zich, terwijl zij de trap opgaat: ‘Maar, mijn God... ik hou van | |
[pagina 85]
| |
hem, ik heb hem lief, ik heb hem lief!’ Na enkele dagen brengt Quaerts haar een tweede bezoek thuis. Zij ziet hem als ‘een jonge god’. Zij wordt onweerstaanbaar tot hem aangetrokken. Vreemd is evenwel, dat ‘zij hem beneden zich zag, terwijl zij hem boven zich voelde; dat zij zijn mindere wilde zijn en hij haar een hogere scheen te achten.’ Zij voelt hier pijn om. ‘Ik bezit iets, dat me heel dierbaar is en waarvoor ik heel bang ben, dat de mensen het zullen aanraken.’ zegt Quaerts. ‘En wat is dat?’ vraagt Cecile. ‘Mijn ziel.’ Maar hij heeft ook een minder verheven mens in zich: het Beest. Dat Beest doet zijn ziel pijn, maar bij Cecile voelt hij dat Beest niet. Hij vraagt haar sympathie met hem te sluiten, want ‘ik leef bij u alleen mijn ene mens, mijn eigenlijke, u weet wel.’ Hij voelt zich bij haar zeer gelukkig. Als hij is weggegaan, wordt zij zich bewust zich niet gelukkig te voelen. Zij heeft zich voor hem anders voorgedaan dan zij is. Zij voelt zich ‘een nederige vrouw, een vrouw van liefde.’ en ziet in hem ‘een god (...) op aarde’. Een stormvlaag van zinnenpassie woedt door haar heen. Na drie weken in Brussel de Beest uitgehangen te hebben, komt Taco bij Cecile terug. Als hij haar ziet, met Christie op de arm, zegt hij: ‘U is net een madonna met een Kindje!’ en Christie noemt hij ‘ce petit Jésus’. Christie heeft van Couperus zijn naam dus niet toevallig gekregen. Hij komt bij haar biechten: hij kan geen maat houden. Het geluk is voor hem
afb. 1
onmatigheid, zowel voor zijn ziel als voor het Beest in hem. Cecile, die eigenlijk ‘laag wilde zijn en slavin’, besluit zich voor hem op te offeren, ‘Martyre te zijn voor haar god, die op aarde niet gelukkig kon zijn, dan alleen in haar marteling.’ Enige tijd later wandelen Taco en Cecile des avonds op de accoorden van Rubinsteins romance in es de tuin van Ceciles huis in. Zij beleven een moment van extase: beiden heben de ander oprecht lief, zonder hartstocht, belangeloos. In het donker is het Licht. ‘Ruimte, eindeloos onder hen en boven hen en om hen rond, met eindeloze ruimten van licht en muziek; van licht, dat muziek was.’ Zij treden het Doel middenin, ‘in zijn zonnekern.’ Zij zijn geen mensen meer, maar geslachtloze, bovenaardse wezens. Zij bekent hem dat zij vroeger voor hem zich voorgedaan heeft als madonna. Een glimlach van weemoed verschijnt op zijn gelaat. Na deze extase hoort Cecile wekenlang niets van Quaerts. Zij betreurt haar bekentenis dat zij de madonnarol gespeeld heeft. Jules van AttemaGa naar eindnoot1 komt haar zeggen, dat Quaerts afscheid van haar wil nemen, hij gaat een lange reis maken. Zij nemen afscheid, maar tijdens dat afscheid wordt Quaerts' houding een stuk aardser. Zij geeft niet toe. Als hij weg is, schramt zij haar hoofd aan de rozen die hij haar geschonken heeft. Er verschijnen twee druppels bloed, die van haar voorhoofd vallen. afb. 2
| |
[pagina 86]
| |
De bestaande opvattingen over ExtazeDeze wonderlijke liefdesgeschiedenis heeft bij verschijnen veel tegenstrijdige oordelen losgemaakt. Van Deyssel prees het zeer, evenals Cornélie Huygens; Kloos, Van Eeden en C.H. den Hertog keurden het, om verschillende redenen, af. Geen van hen geeft een afgeronde interpretatie van het verhaal. Ook in latere tijd is dat niet gebeurd. Wel heeft Extaze velen aanleiding gegeven tot speculaties over Couperus' zieleleven in de tijd waarin hij het verhaal schreef. Van Booven legt in zijn Leven en werken van Louis CouperusGa naar eindnoot2 als eerste een link tussen Taco Quaerts en Jhr.J. Ram: ‘In R. scheen Couperus iets van den volledigen mensch te vinden, waarin groote manlijke kracht en durf zich paarde aan uiterste gevoeligheid en ontvankelijkheid voor de verfijndste geestelijke verheffing. Tijdgenoten, kennissen en vrienden konden dan ook later R. in Taco Quaerts uit Extaze herkennen. Augustus 1890 werd een maand van veel wandelen, wandelen ook des avonds door de Scheveningsche bosjes.’ Het is vooral H.W. van Tricht geweest die dit gegeven in zijn psychografie over Couperus (Louis Couperus. Een verkenning) verder heeft uitgewerkt. Het is niet aannemelijk, zo stelt hij, dat dit extatische gevoel Couperus' nichtje en vrouw Elisabeth gegolden heeft. Extaze wordt pas begrijpelijk als men in Quaerts de man herkent, voor wie Couperus een platonische liefde had en tegenover wie hij ‘in de psychische werkelijkheid de rol van Cecile van Even vervuld had.’Ga naar eindnoot3 Ook in F.L. Bastets Een zuil in de mist vindt men in het hoofdstuk ‘Een Hagenaar in extase’ een dergelijke visie.Ga naar eindnoot4 Iedereen schijnt het zo druk te hebben met het probleem wie nu precies wie is in Extaze, dat tot nog toe allerlei toch echt niet zo verborgen verhaaldraden onopgemerkt gebleven zijn. En dat terwijl het bepaald niet uitvoerige verhaal werkelijk bol staat van de meest onalledaagse woorden, personen en gebeurtenissen. Wie wil begrijpen wat er in Extaze gebeurt, moet eerst op de hoogte geraken van de inhoud van enkele van Emersons Essays, waarnaar in Extaze expliciet verwezen wordt, van enkele theosofische gedachten (die overigens nauw aansluiten bij de Essays), en van het leven van degene die eens dezelfde Godsvonk in zich droeg als Cecile Van Even. | |
Emersons compensatiewetIn een aantal recente publicaties heb ik erop gewezen, hoe belangrijk de filosofie van Ralph Waldo Emerson is voor een goede interpretatie van Extaze.Ga naar eindnoot5 Ook J. Fontijn deed dat in De Revisor.Ga naar eindnoot6 Het is met name Emersons essay Compensation dat een rol speelt in deze roman. Het onderwerp van Emersons essays is de ziel. De ziel in de mens is, volgens de mysticus Emerson, in staat het Goddelijke te ervaren. Het Goddelijke (in de Essays gebruikt de pantheïstische Emerson ook wel de term ‘The Over-Soul’) kan de mens via de ziel binnenstromen. Er kan aldus ‘an influx of the Divine mind into our mind’Ga naar eindnoot7 ontstaan. Het is met name de natuur die dergelijke openbaringen, die steeds gepaard gaan met bepaalde vormen van extase, stimuleert en de tot indelen geneigde mens de eenheid van alles doet ervaren. ‘We live in succession, in division, in parts, in particles. Meantime within man is the soul of the whole; the universal beauty, to which every part and particle is equally related; the eternal one. And this deep power in which we exist and whose beatitude is all accessible to us, is not self-sufficing and perfect in every hour, but the act of seeing and the thing seen, the seer and the spectacle, the subject and the object, are one. We see the world piece by piece, as the sun, the moon, the animal, the tree; but the whole, of which these are the shining parts, is the soul.’Ga naar eindnoot8 Het eeuwig Ene, daarnaar verlangt de ziel. Maar helaas, Emerson moet in het essay Compensation toegeven: ‘There is a crack in everything God has made.’Ga naar eindnoot9 en: ‘An inevitable dualism bisects nature, so that each thing is a half, and suggests another thing to make it whole; as, spirit, matter; man, woman; odd, even; subjective, objective; in, out; upper, under; motion, rest; yea, nay.’Ga naar eindnoot10 Net als in Gods schepping zit er dus ook eigenlijk een lelijke barst in Emersons filosofie: het sleutelwoord in het essay The Over-Soul is ‘unity’, maar in Compensation toont hij ons het dualisme in deze eenheid. De compensatiewet, de ‘wet, die wil het evenwicht’ zoals Couperus deze in Extaze noemtGa naar eindnoot11, zorgt ervoor, dat deze tweeheid in evenwicht blijft. Er is altijd een compenserende kracht, die alles wat buitensporig is weer terugdringt tot een evenwichtig niveau. Elke eigenschap die een bron van genot is, wordt bij misbruik de bron van een leed, dat evenredig is aan dit genot. Men moet in alles maat houden, want ‘For every thing you have missed, you have gained something else; and for every thing you gain, you lose something.’Ga naar eindnoot12 Couperus draagt zijn boek op Aan het Geluk en het Leed te Zamen en deze opdracht sluit natuurlijk nauw aan bij het hierboven geschetste wereldbeeld van Emerson en bij het thema van het boek: persoonlijk gelukkig worden is niet mogelijk in deze dualistische wereld, of het moet zijn ten koste van de ander. Alleen in zeldzame momenten van extase, waarin men belangeloos liefheeft, kan men dit dualisme ontstijgen en de Goddelijke Eenheid ervaren. | |
TheosofieNu is het niet zo, dat Extaze volledig te verklaren is uit Emersons Essays. Het is veeleer zo, dat Couperus Emerson noemt, omdat diens wereldbeeld en filosofische begrippen overeenstemmen met een wereldbeschouwing die rond 1890 ook bij kunstenaars in zwang raakte: de theosofische wereldbeschouwing. Emerson, die goed thuis was in het occultisme, verkondigt ideeën die nauw verwant zijn met die van de Theosofische Vereniging van H.P. Blavatsky en H.S. Olcott. Zo is zijn compensatiegedachte in wezen een variant op de leer van Karma, die wel de wet van oorzaak en gevolg wordt genoemd. Ook deze wet herstelt voortdurend evenwicht dat | |
[pagina 87]
| |
verstoord geraakt is. Behalve deze compensatiegedachte hebben Emerson en de theosofie ook de reïncarnatiegedachte gemeen. Het is dan ook geen toeval, dat de naam van Emerson te vinden is in Blavatsky's The Key of Theosophy (1889) en in andere theosofische literatuur van die tijd. Blavatsky redigeerde zelf twee tijdschriften: The Theosophist en Lucifer. In The Theosophist kan men in jaargang IX (1887-88) een artikel van Charles Johnston lezen, getiteld: ‘Emerson and occult laws’. In de eerste jaargang van Lucifer (1888) vindt men het artikel ‘Emerson and Occultism’ van dezelfde auteur. De verwantschap tussen Emerson en de theosofie blijkt uit allerlei overeenkomsten. Theosofische gedachten als ‘de god in ons’Ga naar eindnoot13 die altijd doorleert als ‘een vrome, blijde pelgrim’ en steeds hoger en hoger stijgt ‘in een metempsychose van meer volmaking’ naar ‘het Doel harer reize’Ga naar eindnoot14 vindt men ook in Emersons Essays. Hetzelfde geldt voor woorden als ‘intuïtie’, ‘essence’Ga naar eindnoot15 en ‘sympathie’. Maar er zijn ook theosofische woorden en gedachten in Extaze die afwijken van Emerson. Zo heb ik in Emersons Essays niet de Engelse equivalenten gevonden voor theosofische begrippen als ‘in-wezen’ en ‘inwaarheid’.Ga naar eindnoot16 Een ander voorbeeld is Couperus' gebruik van het woord ‘cirkel’. Het beeld van de cirkel heeft hij vermoedelijk ontleend aan Emersons essay over Circles. Maar Couperus gebruikt dit beeld steeds anders dan Emerson. Bij het tafelgesprek ten huize van Mevrouw Hoze spreken Cecile en Taco bijvoorbeeld over cirkels van sympathie en antipathieGa naar eindnoot17:
‘Maar ik voor mij geloof, dat ieder mens een cirkel om zich heeft, een atmosfeer, en dat hij andere mensen ontmoet, die cirkels of atmosferen om zich hebben, sympathiek of antipathiek aan de zijne. - Dat is mystiek! zeide zij. - Neen! antwoordde hij. Het is heel eenvoudig. Als nu de cirkels antipathiek zijn, stuiten ze elkaar af, maar als ze sympathiek zijn, glijden ze over elkaar met kleinere of grotere bogen van sympathie. In sommige gevallen bedekken de cirkels elkaar bijna geheel en al, maar ze blijven toch altijd twee... Vindt u dat alles heus zo mystiek?’
Emerson spreekt in Circles niet over cirkels van sympathie en antipathie. Voor hem is de cirkel het symbool van het onbereikbare Volmaakte: ‘Our life is an apprenticeship to the truth, that around every circle another can be drawn; that there is no end in nature, but every end is a beginning; that there is always another dawn risen on mid-noon, and every deep a lower deep opens.’Ga naar eindnoot18 Couperus gebruikt Emersons term ‘cirkel’ in feite voor ‘aura’, dat in de Occulte Woordentolk van G. de Purucker als volgt omschreven wordt: ‘Een uiterst ijle en daarom onzichtbare essence of een fluïdum dat niet alleen van menselijke wezens en dieren uitstraalt en hen omringt, maar eveneens van planten en mineralen. (...) Ze is de bron van de sympathieën en antipathieën waarvan we ons bewust zijn.’ (curs. van mij, mk)Ga naar eindnoot19 | |
Déjà-vu'sIn dezelfde jaargang van Lucifer kan men, behalve Johnstons artikel over ‘Emerson and Occultism’ ook een gedicht lezen, dat ik hier volledig citeer (Lucifer, p. 60-61): Memory
There is a time in every life
When ebbing into days, we seem,
Long past but yet familiar still,
Like some confused, forgotten dream -
We feel all this has been before,
Yet still we wonder more and more.
For every effort of the will,
And every inward thought that springs
‘Ere the mind's threshold it has crossed,
A memory of something brings -
A vague idea - and nothing more -
But still we feel this was before.
Just as the gentle breeze at eve
Soft ripples ocean's placid face
So memory calls up within
A wavelet from the realms of space;
A passing touch from times before,
The spray from waves that are no more.
The scent of violets nestling low,
The rustling of the forest leaves;
The bubbling of the fretful stream,
The swallow's twitter ‘neath the eaves,
Bring thoughts of something known before,
And make us wonder more and more.
A strain of music from the spheres,
A simpel chord, a ray of light,
The trembling of a single star,
A voice that whispers in the night;
A hope fulfilled and nothing more,
Bring thoughts we must have lived before.
The roaring of the tempest fierce,
A magic word, a whispered sigh,
Stand out upon the road of time
As landmarks of an age gone by;
And speak with tongues we know once more -
Words that we've heard long years before.
So every tune that wake the soul,
And every thought that thrills the sense,
Bring knowledge of Eternity,
And make our faith the more intense -
We know our souls have lived before,
We know they'll live for evermore
p.h.d.
| |
[pagina 89]
| |
Déjà-vu-ervaringen, zoals in dit gedicht, worden door theosofen vaak opgevat als evidentie voor de gedachte dat men voorbestaan heeft: ‘We know our souls have lived before.’ Ook Cecile Van Even heeft déjà-vu-ervaringen: tijdens haar eerste kennismaking met Quaerts, bij de Van Attema's thuis, en in de tuin van Cecile vlak voor het grote extatische moment. In beide gevallen brengt muziek, en wel Anton Rubinsteins romance in es, deze ervaringen teweeg. Bij de tweede maal stelt Cecile zich nadrukkelijk de vraag: ‘Keerde dan hetzelfde terug, na eeuwen?’Ga naar eindnoot20 Kan de lezer nu, op grond van de tekst, te weten komen of deze vraag bevestigend beantwoord kan worden? Ja, dat kan hij, mits hij, uiteraard, het leven waarop in de tekst bedoeld wordt, ként, of liever: hérkent. Gezien de reacties van Couperus' tijdgenoten en de interpretaties van Extaze door literatoren uit latere generaties is dat eerdere leven van Cecile Van Even tot nog toe geheel onopgemerkt gebleven. | |
Caecilia keert terug, na eeuwenLaten we nog eens alle kenmerken en eigenschappen van Cecile Van Even op een rijtje zetten. Voordat Quaerts in haar leven komt, wordt in de tekst vooral haar kuisheid en maagdelijkheid benadrukt.Ga naar eindnoot21 Zij bezit een buitengewoon grote gevoeligheid voor muziek. Voorts wil zij dat de relatie met de onevenwichtige Quaerts in evenwicht, in harmonie blijft en daarvoor besluit zij zichzelf op te offeren: ‘Pijn, pijn om hem! Een zwaard door haar ziel voor hem! Martyre te zijn voor haar god, die op aarde niet gelukkig kon zijn, dan alleen in haar marteling!’ (curs. van mij, MK).Ga naar eindnoot22 Kuisheid, muziek, harmonie en het verlangen martelares te zijn voor haar god: dat zijn precies de ‘kenmerken’ van de Heilige Caecilia!Ga naar eindnoot23 Zij was de dochter van Romeinse patriciërs en voelde zich al op zeer jeugdige leeftijd aangetrokken tot het nieuwe, Christelijke geloof. Zij werd gedoopt en legde een gelofte van kuisheid af. Toen zij zestien werd, huwelijkten haar ouders, die van Caecilia's bekering niets wisten, haar uit aan Valerianus. Aangezien Caecilia zich al als bruid van Christus beschouwde, voelde zij voor de heidense Valerianus uiteraard weinig sympathie. Na het bruiloftsmaal onthulde Caecilia haar bruidegom de gelofte die zij had afgelegd en bezwoer hem haar niet te beroeren, want anders zou haar beschermengel hem zeker met zijn wraak treffen. Vanzelfsprekend was Valerianus door deze onverwachte dwang tot onthouding danig van zijn stuk en hij eiste dat zij hem die beschermengel zou tonen. Caecilia vroeg hem naar bisschop Urbanus te gaan om zich te laten bekeren. Valerianus ging en hem verscheen de apostel Paulus, waarop hij zich tot het christendom bekeerde. Toen hij bij zijn bruid terugkeerde - de antipathie verkeerde nu hij christen was uiteraard in sympathie - zag hij in stralend licht een engel die hem twee kransen van rozen en leliën toereikte, die in de hemelse tuin geplukt waren. Na veel goed werk stierven zij beiden als martelaars voor hun geloof. Behalve als symbool der kuisheid is Caecilia geworden tot beschermvrouwe der muziekGa naar eindnoot24 en het is om die reden dat haar naam verbonden is aan menig musicerend gezelschap, in het bijzonder harmonieorkesten. De belangrijkste feiten uit haar leven zijn door talloze kunstenaars, schilders, beeldhouwers en dichters vereeuwigd. Ook in de negentiende eeuw is zij door Rossetti, Burne-Jones en Gustave Moreau afgebeeld. Op de afbeeldingen is zij bijna altijd omringd met muziekinstrumenten, met name orgel (later ook clavecimbel en klavier), viool en harp. Vaak ook is een boek (of boeken) in haar omgeving. Een geliefd onderwerp was in de middeleeuwen ook het bruiloftsmaal.Ga naar eindnoot25 Het kan natuurlijk geen toeval zijn, dat alle Caecilia-attributen ook in Extaze genoemd worden. Jules van Attema, de pianospeler, noemt met nadruk de harp en de viool.Ga naar eindnoot26 Het boek is Emersons Essays. Nog minder toevallig is het diner bij Mevrouw Hoze, tijdens welke maaltijd Cecile's antipathie jegens Quaerts definitief omslaat in sympathie, omdat zij beseft dat zij gelijkgestemden zijn. Cecile en Caecilia verschillen echter op één punt aanzienlijk, namelijk ten aanzien van de hartstocht. Dit verschil kan alleen begrepen worden in het licht van de compensatiewet, of zo men wil, in het licht van de wet van Karma. Caecilia heeft in de Romeinse tijd haar echtgenoot gedwongen tot onthouding, maar anno 1890 wordt diezelfde gereïncarneerde Godsvonk op haar beurt door haar minnaar gedwongen tot beheersing van haar zinnenpassie. Zo is een buitensporigheid van eeuwen terug weer door een andere buitensporigheid in evenwicht gebracht en is Caecilia ‘na eeuwen’ wederom als Cecile martelares! | |
De band van Extaze en Couperus' tekeningenOver de ontwikkeling van de theosofie in de periode 1880-1891 weten we op dit moment nog niet zo heel veel. De verhandeling van Simone Goetschalckx is een goed begin, maar heel veel blijft onduidelijk. Wel is zeker, dat de eerste theosofische loge in Nederland in Den Haag opgericht is en bestaan heeft van 1882 tot 1889. Over deze loge is in Theosofia van juni 1981 door dr. J.H. Dubbink geschreven. Leden van deze eerste Haagse loge waren onder meer de Haagse School-schilders D.A.A. Artz en A.L.G. (Tony) Offermans. Voorts was lid prins Adalberth de Bourbon, de zoon van Charles Louis de Bourbon (‘Naundorff’), die zichzelf beschouwde als de zoon van Lodewijk XVI en Marie Antoinette. Adalberth de Bourbon is in 1887 gestorven, wat voor de Haagse Loge een gevoelig verlies betekende. In Blavatsky's tijdschrift Lucifer (1889) kan men onder het kopje ‘Theosophy in Holland’ lezen:Ga naar eindnoot27 ‘The Post Nubila Lux Branch, at the Hague, suffered a great loss by the death of Capt. Adalberth de Bourbon, the President, and ceased from their former activity; we are, therefore, glad to hear that a new nucleus is forming which promises to be more active and useful than even the old Branch.’ Deze | |
[pagina 91]
| |
nieuwe kern is een Nederlands-Belgische afdeling geworden waarvan Hermance De Neufville-Van Karnebeek (1845-1937) de presidente werd. Interessant voor ons is vooral de naam van de eerste Haagse Loge: Post Nubila Lux (‘Na wolken licht’). Te bewijzen is het niet, maar het lijkt er toch bepaald heel veel op, dat Couperus, die in een brief van 31 januari 1892 aan zijn uitgever zijn wensen ten aanzien van het titelblad van Extaze geuit had (‘Ik had mij zoo iets gedacht van een groote ster, met een enkel lijntje van een wolk’)Ga naar eindnoot28, daarbij gedacht heeft aan de naam van deze Haagse theosofische loge. De tekeningen die Couperus tijdens het schrijven van Extaze heeft gemaakt lijken in hoge mate geïnspireerd te zijn door de band van het tijdschrift Lucifer. Ik vermoed dat Couperus een bandontwerp voor zijn boek heeft willen maken. In dat ontwerp heeft hij Lucifers toorts vervangen door een opkomende zon, een ander door theosofen veel gebruikt symbool. De vorm van de titel Extaze, de stralen van de zon en de sterren doen erg denken aan die op de band van Lucifer. | |
ConclusiesIn 1917 vertelde Couperus in een interview aan André de Ridder onder meer, dat hij na Eline Vere ‘veel nagedacht heeft over spiritisme en theosofie.’Ga naar eindnoot29 Vanaf Extaze is het resultaat van dit nadenken in zijn werk aanwezig. Zonder kennis van de theosofische symboliek kan een deel van het oeuvre van onze grootste romancier niet goed begrepen worden. Speculatieve interpretaties, volgens welke er in Extaze sprake zou zijn van een beschrijving van de relatie Couperus-Ram, in een verhulde vorm uiteraard, worden dan gemakkelijk serieus genomen. Het is naar mijn mening niet te ontkennen, dat Ram model gestaan heeft voor de romanfiguur QuaertsGa naar eindnoot30, maar dat wil niet zeggen, dat Extaze dus een roman is over de (platonische) relatie tussen Couperus en Ram. Zoals Nop Maas onlangs heeft laten zien, heeft dezelfde Ram ook model gestaan voor een verhaalfiguur van Marcellus Emants, die, voorzover ik weet, niet zó was.Ga naar eindnoot31 Kortom: Extaze is helemaal niet een roman over de relatie Couperus-Ram, maar een buitengewoon complex verhaal over reïncarnatie, dualiteit en Eenheid, en over de onmogelijkheid tot volmaakt persoonlijk Geluk in deze wereld. Het is een roman vol religieuze en vooral theosofische symboliek, uit een tijd dat vrouwen beschouwd werden als mystiéke, en de dagen nog opengingen als goúden rozen. Althans in de literatuur. |
|