Over Delmore Schwartz
Child labor! The child must carry
His fathers on his back.
uit The Ballad of the Children of the Czar, 1938
In de herfst van 1937 brachten twee kort tevoren wegens trotskisme uit de Amerikaanse communistische partij geroyeerde schrijvers het eerste nummer uit van een nieuw - links maar verklaard antistalinistisch - literair-politiek tijdschrift, Partisan Review. In dit eerste nummer van hun tijdschrift hadden de redacteuren als openingsstuk, vóór bijdragen van gerenommeerde schrijvers als Edmund Wilson, Lionel Trilling en James T. Farrell, een kort verhaal geplaatst van de hand van een volslagen onbekende 23-jarige student. Het verhaal heette ‘In Dreams Begin Responsibilities’ en de auteur was Delmore Schwartz.
Rond dezelfde tijd zond Schwartz drie gedichten en een tweede verhaal naar een jonge uitgeverij, New Directions. Die uitgeverij was een jaar tevoren opgezet door James Laughlin, 25-jarig ‘wonderkind van de uitgeverswereld’ zoals Schwartz hem later zou noemen, en kon nu al bogen op een fonds met auteurs als Ezra Pound, William Carlos Williams en e.e. cummings. Laughlin accepteerde zowel de gedichten als het verhaal voor de tweede aflevering van zijn literair jaarboek.
Het volgende jaar, in 1938 dus, verscheen van Schwartz bij New Directions een bundel In Dreams Begin Responsibilities, waarin behalve het titelverhaal gedichten en een toneelstuk waren opgenomen. Die bundel werd met zoveel lof ontvangen dat Schwartz' naam op slag gevestigd was. In het daarop volgende tiental jaren publiceerde hij een indrukwekkende hoeveelheid literaire kritieken en artikelen, losse gedichten en verhalen, werkte hij als redacteur voor Partisan Review, als adviseur voor New Directions en gaf hij les op universiteiten, Colleges e.d. In die periode kwamen er van Schwartz, altijd bij New Directions, een bundel Rimbaudvertalingen, vier bundels gedichten en verhalen, een toneelstuk en een epos in versvorm uit. Elders (en later) verschenen bij zijn leven een verzamelbundel dichtwerk (1959) en een verhalenbundel (1961).
Na deze bloeiperiode, eigenlijk al vanaf 1949, kwam Schwartz geleidelijk-aan in de versukkeling. Hij leed steeds meer aan depressies en op den duur zelfs aan een vervolgingswaan die hem zich volledig van zijn oorspronkelijke omgeving deed afsluiten.
Ondanks dat alles liep zijn literaire carrière min of meer autonoom door. Zijn verhalen werden in bloemlezingen en zijn gedichten in tijdschriften e.d. afgedrukt, de verzamelbundel uit '59 werd met gejuich ontvangen en in 1960 kreeg hij als jongste dichter in de geschiedenis de befaamde Bollingen Prize. Hij bleef doorschrijven en in de pakken manuscript die hij her en der dumpte zocht en vond bijvoorbeeld de redactie van The New Yorker telkens nog weer publicabel werk. Verder leefde hij van uitgeversvoorschotten en een baantje als filmrecensent.
Rond 1961 zat Schwartz echter volledig aan de grond. Hij begon te zwerven, dook als merkwaardige zonderling nog in kroegen op, en stierf in 1966 aan een hartaanval.
Een bewogen leven. Saul Bellow, die vanaf het midden van de jaren veertig in dezelfde kringen verkeerde als Schwartz