De Revisor. Jaargang 9(1982)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Piet Meeuse Palenque, Mexico I Een kleverig web van onbegrepen mayamythen vangt de eendagsvlieg met zijn camera. Ritselend raadsel. Welk oerwoud is het mijne? Wie beitelt de hiëroglyf van mijn aanwezigheid? Elke ruïne is een labyrinth: er is iets zoekgeraakt in alles wat je vindt. II De hete adem van het woud in mijn bezwete nek zoek ik vergeefs naar het ontbrekende. Tot, snorrend, de kolibri mijn doolhof binnenvliegt. Haast binnen handbereik, op de rand van een vingerhoed, voltrekt het zich. Ik kijk: een jong strekt het naalddunne nekje en met glanzende draad wordt in miniatuur een adembenemend embleem geborduurd. III Dit broedziek woud dat elk paleis tot druipsteengrot verbouwt herbergt de kolibri die spinneweb tot levensdraad herkauwt. Dit oerwoud het mijne, met de stenen vanzelf sprekend, het bloed stromend in mijn aderen als de beek die het paleis verbindt met deze uitbarsting van bladeren. Mijn hiëroglyf die zijden draad, glanzend en breekbaar als het moment waarop het een, het ander spiegelend, wordt herkend voor het, abrupt, vergaat. [pagina 15] [p. 15] Nabu kudurri ussur Een babylonische koning wil soms in je tabernakel wonen: hij verstrakt je gezicht in barse plooien en wacht tot het is afgekoeld, in goud verpakt. Dan staat hij op. Je loopt. Hij onderwerpt je benen aan een onverbiddelijk schrijden. Hij spant je borst en zijn bewind verscherpt. Zijn oude stem wil hij uit jou bevrijden: Is dit niet het grote Babel dat ik heb gebouwd? - Een knarsend contrapunt. Spijkerschrift nagelt je tong vast. Nog klinkt zijn loeien uit je boekmaag maar je kauwt en herkauwt zeven tijden, als een rund. Sabijnse maagdenroof (Picasso) Met zijn neus als een zwaard zijn hijgende krijgersbek open de kluchtige klootzak zaait moord en doodslag. Te paard zijn tegenstander hakt een smoel in de lucht van angst, keert zijn speer naar het gevaar dat geheid op stalen billen gepoot staat. Schuw ploft het paard met onhandige hoeven naast het schitterend schild en pardoes het kind te gillen begint aan de bloedrode boezem van de vertrappelde maagd - wild blootgewoeld, overweldigd. Vorige Volgende