De schrijver zegt: ‘Vorige week was ik bij die gigantische demonstratie op S. Giovanni in Laterano. Bent u daar ook geweest?’
Ja, daar was hij ook, alle ambtenaren waren opgetrommeld, zegt de kolonel. ‘Hoezo?’
‘Barzini schreef daarover: “Ik zie hier vlaggen van de christendemocraten, van de socialisten, van de communisten, van de liberalen - maar een vlag van Italië zie ik nergens”.’
‘Wat wilt u daarmee zeggen?’
‘Ach, het is een mooie observatie. Niet, dat ik het betreur dat de Italiaanse vlag ontbrak.’
Ruscica peutert met een tandenstoker tussen zijn kiezen. Hij vraagt nors of de schrijver al gegeten heeft, en belt een bewaker.
Intussen staan die twee politiemannen daar voor zijn bank, gezeten in hun auto, en kijken in hun eigen boek: een stuk of twintig gezichten. Het zijne zien ze er niet bij. Ze zeggen niets, niet tegen elkaar, niet tegen hem; het raampje is zelfs niet open geweest. Ze geven gas, en zijn verdwenen.
Het meisje heeft, neemt hij aan, toegekeken. Zij staat nu op, loopt voor hem langs zonder hem aan te kijken, en is verdwenen.
Hij begint te lezen bij de alinea vanwaar hij zogenaamd verder las toen de auto stopte. Wanneer hij net zo ver is gekomen als hij zoëven, toen hij voor het oog der politiemannen verder las alsof daar geen auto stond, - wanneer hij net zo ver is gekomen, en dat duurt maar een ogenblik, want terwijl zij die foto's bekeken, las hij zo langzaam dat hij wel weer op de lagere school leek te zitten, - wanneer hij net zo ver is gekomen als hij zoëven veinsde te zijn, slaat hij het boek dicht en wandelt richting verdwenen meisje het park uit, de Via del Corso af, die hem zoals elke dag langs de vitrines van Il Tempo op de Piazza Colonna zal brengen, waar hij de krant zal lezen.
*
Dagen. - Niet een grauw continuüm, genaamd: verblijf te Rome, maar dagen. Dagen met als enig kenmerk dat het ‘laatste’ dagen zijn. Hij weet niet wanneer ze begonnen zijn.
Hij brengt ze per stuk door, niet verbonden met gisteren of morgen. Plannen heeft hij niet meer. Hij probeert niets meer af te krijgen, laat staan nog aan iets te beginnen. Wekkers (instrumenten van zelfbedrog en rationalisatie) windt hij niet meer op. Hij stelt zich zelfs niet meer ten doel de stad beter te leren kennen.
Maar of hij wil of niet, ook deze laatste dagen hebben de kleuren, en de vaalheid, van de afgelopen maanden. Misschien viert hij alleen dat ze achter de rug zijn. Ach, was hij daar maar wat eerder mee begonnen!
Zo is er een dag, het is een zondag, waarop hij een kijkje in de stad gaat nemen. Hij zit zeven uur op terrassen, geheel toegewijd aan het bewuste nietsdoen.
Aan zijn tafeltjes denkt hij niets liever te willen dan hier te zijn, en te doen wat hij doet. Werkelijk, geen behoefte aan mensen, laat staan aan mensen die zijn taal spreken. Het isolement bevalt hem buitengewoon. Hij heeft de indruk dat er weinig nodig is voor geluk. Een minimum aan gebeurtenissen. Alles te overzien. Geen verantwoordelijkheid. Getuige zijn, een tijdje, van deze stad. Het is in alle gemoedsrust dat hij een woord als ‘geluk’ gebruikt.
Onderweg naar een favoriet terras op de Pincio, Viale del Belvedere, blijft hij enige tijd stilstaan op de Piazza di Spagna, waar een koetsier de benen van zijn paard wast. Rechter voorpoot, hoef in plastic emmer. De man doet het zorgvuldig en voorzichtig, zo niet teder. Met alleen water en zijn handen. Van het vorige been druipt het melkkleurig af, en loopt in een tiental stroompjes meanderend naar de overkant. Of het paard het wassen op prijs stelt, blijft onduidelijk. Wel is het geconcentreerd en verleent alle medewerking.
Vanaf de Viale del Belvedere kijkt hij, achter een vuurrode jus d'orange met behulp waarvan hij de tijd min of meer in de gaten houdt, naar de heuvels op de andere oever en de stad aan zijn voeten. Hij kijkt; zonder gebouwen en stadsdelen te willen vertalen in hun namen, zonder iets toe te voegen of samen te vatten.
Zoals je een woord dat je duizenden keren gezegd en geschreven hebt opeens vreemd kunt vinden, en onwaarschijnlijk van vorm, maar dan op het moment dat voorafgaat aan de verbazing, het moment dat je het ziet - zo kijkt hij.
De hele middag is hij aanwezig op de Piazza Navona, aan de oostkant, tegenover de centrale fontein. Niet tegenover een beschrijving van de beroemde Fontein der Vier Stromen (Fontana dei Quattro Fiumi), ontworpen door Bernini en voor een deel, wat het beeldhouwwerk betreft, door hem zelf uitgevoerd. Begonnen in 1647 was zij eerst in 1657 geheel voltooid. Midden in