Over George Steiner
Nederland is als klein taalgebied aangewezen op vertalingen waarin literatuur uit de grote taalgebieden toegankelijk wordt gemaakt. De belangrijkste onderdelen van het omvangrijke vertaalbedrijf: vertaalkunde, vertaalwetenschap en uitgeversbeleid staan centraal op een symposium over ‘Literatuur in vertaling’, dat op 21 en 22 mei zal worden gehouden te Nijmegen. Als gastspreker zal optreden George Steiner.
Steiner zou men het best kunnen karakteriseren als een vertaalfilosoof. Hij schenkt aandacht aan vrijwel alle aspecten van het vertalen; in zijn werk wisselen indringende observaties over de kleinste betekenisdetails af met beschouwingen van cultuur-filosofische aard. Uitgangspunt daarbij is de onuitputtelijke diversiteit van taal. Steiner wijst er bij herhaling op dat er duizenden verschillende talen bestaan, dat dialecten soms van dorp tot dorp verschillen en dat we zelfs in ons persoonlijk leven gebruik maken van diverse talen; vakjargon, salon- en slaapkamertaal. Als gevolg van die grote verscheidenheid is vertalen een onmisbare vaardigheid die we veel vaker toepassen dan we ons bewust zijn. Wanneer bij de alledaagse communicatie al ingewikkelde vertaalprocessen in het spel zijn, kan men zich voorstellen dat het vertalen van literair werk van een ongekende complexiteit is. Hoeveel barrières moet een vertaler overwinnen die, om maar iets te noemen, een tragedie van Shakespeare vertaalt?
Over deze problematiek schreef Steiner een groot aantal werken waarvan de belangrijkste zijn: Language and Silence (1967), in het Nederlands vertaald door Hans Plomp onder de titel Verval van het woord (Athenaeum-Polak, 1974), In Bluebeard's Castle (1971), vertaald door Peter Bergsma als In de burcht van Blauwbaard (Agathon), On Difficulty (1978) en vooral het beroemde After Babel (1973), dat gewijd is aan de geschiedenis en de theorie van de literaire vertaling. Al eerder waren de fundamentele theoretische vragen over de mogelijkheden of onmogelijkheden van de vertaling in het kader van het debat over universalistische of relativistische taaltheorieën behandeld, met name door de Franse linguist Georges Mounin in Les problèmes thèoriques de la traduction uit 1963. Steiner heeft op zijn eigen wijze, puttend uit een enorme belezenheid in vele talen, deze discussie opnieuw gevoerd.
Naast zijn wetenschappelijke werk schreef Steiner verder een roman: The Portage to San Christobal of A.H. (1981) en een bundel verhalen: Anno Domini, onder dezelfde titel vertaald door Peter Bergsma (Agathon, 1978). Op het ogenblik is Steiner hoogleraar vergelijkende literatuurwetenschap aan de universiteit van Genève.
Steiner is een der grootste vertegenwoordigers van het ideaal van de humaniora in onze tijd, en een vasthoudend verdediger van de humanistische waarden van onze cultuur. Hij verdedigt de unieke en complexe mogelijkheden van de taal om onze levenservaring weer te geven tegenover aan de ene kant de opdringende visualisering van de communicatie in ons tijdperk, en aan de andere kant de steeds verdergaande formalisering van het taalgebruik in het wetenschappelijk verkeer. Daarmee plaatst Steiner zich in de grote humanistische traditie van critici als Matthew Arnold en F.R. Leavis. Zelfs de rol die de ‘serieuze’ muziek in onze samenleving speelt ziet Steiner als een verarming van de taalcultuur: zoals Arnold constateerde dat de rol van de religie in zijn tijd werd overgenomen door de poëzie, constateert Steiner dat thans de muziek draagster is geworden van ons religieuze besef.
Steiners bezwaar tegen de pretentie van geformaliseerde talen dat zij de werkelijkheid objectief en universalistisch kunnen beschrijven spitst zich toe in een al jarenlang durende polemiek met het taalkundige werk van Noam Chomsky. Diens taaltheorie vertegenwoordigt in extreme mate het universalistische standpunt dat de diepste structuren van alle talen identiek zijn, en dat daardoor alle talen in staat zijn eenzelfde werkelijkheid weer te geven. Daartegenover staan relativistische opvattingen als die van Leibniz, Von Humboldt en Sapir en Whorf, volgens welke elke taal de werkelijkheid op eigen wijze segmenteert en structureert en zodoende haar eigen werkelijkheid schept, een werkelijkheid die vervolgens weer vormend op de taal terugwerkt. Steiners these in het hierbij afgedrukte opstel uit On difficulty, voor het eerst gepubliceerd in 1974, luidt nu, dat wie zich op welke wijze dan ook met literatuur bezig houdt, een relativistisch standpunt inneemt. Zo iemand interesseert zich immers niet voor een universele werkelijkheid, maar voor de bijzondere, particuliere en persoonlijke werkelijkheid die in het werk tot stand komt en die haar particulariteit, paradoxaal, ontleent aan haar streven, een visie op de werkelijkheid in het algemeen te geven, waarbij het taalgebruik die werkelijkheid echter op bijzondere en van tekst tot tekst unieke wijze gestalte geeft.
W. Bronzwaer & Maarten van Buuren