Jean Rhys en Jan van Houts
In mei 1970 bezocht Jan van Houts, leraar Nederlands aan het Zaanlandsch Lyceum te Zaandam en schrijver van gedichten en korte verhalen, de Engels-Caribische schrijfster Jean Rhys in haar afgelegen arbeidershuisje in Devonshire, Zuid-West Engeland. Hij had in het maartnummer van Avenue van dat jaar een interview van Harriët Freezer met Jean Rhys gelezen dat hij zo intrigerend vond dat hij via haar Londense uitgever contact met haar had gezocht. Jean Rhys die, ondanks haar uitstekende vooroorlogse reputatie, in de jaren veertig en vijftig volledig vergeten was geraakt, had in 1966 met Wide Sargasso Sea een spectaculaire come-back gemaakt. Haar vroegere werk was opnieuw uitgegeven en ondanks haar zwakke gezondheid en haar hoge ouderdom was zij bezig met nieuwe verhalen en met een autobiografie.
Tijdens het bezoek van Jan van Houts aan Jean Rhys groeide er tussen hen een bijzondere verstandhouding. Jean Rhys, die bekend stond om haar geringe toeschietelijkheid ten opzichte van onbekende bezoekers, bracht een kleine week lang een deel van elke dag in zijn gezelschap door. Zij, die steevast weigerde om zich te laten fotograferen en die ons op de schaarse afbeeldingen die er van haar bestaan fronsend of droevig-gelaten aankijkt, poseerde ontspannen glimlachend voor 8 mm filmopnamen die Jan van Houts van haar maakte bij haar cottage en aan zee. De tochtjes die zij ondernamen door de bloeiende heuvels en naar de zonovergoten kust van Devonshire waren door Jan van Houts zorgvuldig voorbereid, want Jean Rhys moest zich na een recente hartaanval zeer in acht nemen.
Op de terugkeer van Jan van Houts naar Nederland volgde een briefwisseling die verwaterd was tegen de tijd dat een verhaal van Jean Rhys over hun ontmoeting verscheen in de bundel Sleep It Off Lady (1976). Dat verhaal, ‘Who Knows What's Up in the Attic?’, leidde ertoe dat zij de corresponden tie hervatten, die eindigde met het overlijden van Jean Rhys in mei 1979.
In december 1981 organiseerde de ‘Modern Language Association of America’ een speciale conferentie ter nagedachtenis aan Jean Rhys. Ik werd uitgenodigd om daarvoor een bijdrage te leveren over haar Nederlandse achtergrond. Zij was in 1919 in Den Haag getrouwd met Jean Lenglet, een Franse Nederlander die schreef onder het pseudoniem Edouard de Nève, en zij verbleven daarna nog enige tijd in Nederland. Na haar scheiding van Jean Lenglet in 1932 bleef Jean Rhys bepaalde banden houden met ons land, waar een dochter uit haar eerste huwelijk en later ook een kleindochter van haar woonden. Behalve familiebanden waren er ook literaire contacten, zoals met Henriëtte van Eyk, de tweede vrouw van Jean Lenglet, die een roman van Jean Rhys in het Nederlands vertaalde, en met Victor van Vriesland, die zeer lovende kritieken over haar werk schreef. Op zoek naar materiaal over ‘The Dutch Connection’ kwam ik in aanraking met Jan van Houts, die op mijn aandringen een verhaal op schrift stelde dat in zijn gedachten al jarenlang had bestaan. ‘Het gaatje in het gordijn’ is de tegenhanger van ‘Who Knows What's Up in the Attic’: de visie van Jan van Houts op het bezoek aan Jean Rhys als pendant van de hare. De verhalen vullen elkaar op bepaalde punten aan en bevestigen en bestrijden elkaar over en weer. Dat ‘Het gaatje in het gordijn’ nu samen met de Nederlandse vertaling van ‘Who Knows What's up in the Attic’ verschijnt biedt Jan van Houts de gelegenheid tot het betonen van een eigen eerbewijs aan de nagedachtenis van Jean Rhys.
Martien Kappers-den Hollander