De Revisor. Jaargang 9
(1982)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Jan Fontijn
| |
[pagina 43]
| |
het positieve overweegt bij hem. In zijn oratie over Emerson Een dichter in de politiek zegt J.W. Schulte Nordholt: ‘Er is een tijd geweest dat de naam Ralph Waldo Emerson vrijwel synoniem was met alles wat groot is en schoon en edel, dat men in hem belichaamd geloofde de heerlijkste belofte van de toekomst: een betere wereld, beginnend in Amerika en zich van daar als een golf van hemels geluid voortplantend over heel de reikhalzende aarde. Emerson is de glimlach die de negentiende eeuw nog zo gerust op het gelaat wist te dragen, de dominee van de blijde wereld van morgen, de profeet van de nette mensheid, met een vleugje excentriciteit en occultisme er door gemengd.’Ga naar eindnoot2 Het is deze Emerson die vooral in het begin van deze eeuw in het Nederlands werd vertaald met titels als Frisch leven, Verheug U te leven en Levensgedrag.Ga naar eindnoot3 Emerson is een welsprekende vertegenwoordiger van het 19de eeuwse idealisme. Hij behoort tot de traditie, waartoe ook Carlyle, Ruskin, Thoreau, Morris en Whitman gerekend worden en met wie hij soms in een adem wordt genoemd. Minder bekend is dat Emersons essays tot de favoriete literatuur behoorden van de jonge Nietzsche.Ga naar eindnoot4 Er is een aspekt in zijn filosofie waarop Couperus vooral zal inhaken en waardoor de Amerikaan in de jaren negentig van de vorige eeuw bekend zal worden: de hang naar mystiek. Een auteur die een belangrijke bijdrage heeft geleverd om de mystieke kanten van Emersons leer in brede kringen bekendheid te geven is Maeterlinck geweest, door zijn proza en toneelstukken de modeschrijver van die dagen en door jonge schrijvers als Couperus en van Deyssel hevig bewonderd. In 1896 verscheen van Maeterlinck een bundel beschouwingen-misschien is het beter over meditaties te spreken - Le trésor des humbles, waarin een hoofdstuk over Emerson handelt.Ga naar eindnoot5 Het zijn variaties op ideeën die hij onder meer in Emersons essays ‘Spiritual Laws’ en ‘The Over-Soul’ vond. De oorspronkelijkheid van Emerson voor Maeterlinck is dat de Amerikaan het ideële en reële wil laten samenvallen. Hij weet de lijnen van ons ‘zichtbaar ik’ te vermengen met die van ons ‘hoger ik’. ‘Voor velen’, aldus Maeterlinck, ‘kwam hij juist op het ogenblik, dat hij komen moest, toen ze dringend behoefte hadden aan nieuwe verklaringen’ (...) ‘ons blijft slechts het dagelijksch leven, en toch, zonder grootheid kunnen we niet leven. Hij heeft een bijna aannemelijke zin gelegd in dit leven, dat niet meer zijn traditioneelen horizont had.’ Keer op keer benadrukt Maeterlinck dat de vitale Emerson glans en betekenis heeft gegeven aan de gewone dingen van het dagelijks leven. In een tijd dat in Nederland, zoals overal in West Europa, gedweept wordt met allerlei vormen van occultisme, met de theosofie van Madame Blavatsky, Kolonel Olcott en Annie Besant, met het spiritisme van Allan Kardec, Aksákow, Elise van Calcar en Beversluis, met het satanisme van Huysmans en met vele andere esoterische bewegingen, in een tijd ook waarin de literatuur, voor zover deze niet zuiver zakelijk en naturalistisch is, wemelt van ‘extase’, ‘licht’, het ‘hogere’,
Die preoccupatie met mystiek en alles wat daarmee samenhangt is anderen echter een doorn in het oog. Die wijzen op de grote gevaren van deze stroming in het culturele leven. In 1900 wijdt een zekere van Nes een heel boek aan wat hij in navolging van de Fransman Paulhan de ‘nieuwe mystiek’ noemt.Ga naar eindnoot6 Deze mystiek heeft volgens hem niets te maken met de eigenlijke mystiek van het christendom, maar is een surrogaat voor de godsdienst en het zedelijk handelen. In die termen laat zich ook de Leidse hoogleraar Chantepie de la Saussaye hierover uit in hetzelfde jaar.Ga naar eindnoot7 ‘Ik kan niet ontkennen dat ik dit alles hoogst belachelijk vind. Al die beweringen over 't bewegen in den lichtstroom der liefde, over de ontdekking der zielesfeer’ (...) ‘zij beproeven het onmogelijke, nml. de mystische aandoening te vertalen in een spraak die ze niet uitdrukken kan’. Ook van de liefde die zich uitstrekt naar en zich verliest in het Absolute en die onaantastbaar blijft voor lagere hartstochten en zonden wil hij niet weten. Hij wijst die trend bij Van Deyssel, Van Eeden en Couperus af. ‘Die verfijning van gevoel, die men zonder eenig recht mystiek gelieft te noemen, vind ik b.v. in de door en door ongezonde afdwaling van sexueele neigingen, geteekend in Couperus' Extaze en Eene Illuzie, waar uit vermoeide sensualiteit de bloem eener mystieke adoratie te voorschijn komt.’ Het is deze roman Extaze, geschreven tussen januari en oktober 1891 en in boekvorm in 1892 gepubliceerd, waarin Emersons wereldbeschouwing een centrale rol speelt.Ga naar eindnoot8 | |
[pagina 44]
| |
Extaze is in velerlei opzicht een interessant boek voor wie inzicht wil hebben in de liefdesopvattingen en gedragscodes in de literatuur omstreeks 1890. De roman beschrijft de ontwikkeling van liefdegevoelens van de weduwe Cecile van Even voor een zekere Quaerts, een man die zich gespleten voelt, omdat hij deels, gedreven door zijn sexuele drift, zich overgeeft aan dolle uitspattingen en deels een verlangen heeft naar een vergeestelijkte vorm van liefde. In zijn ontmoetingen met Cecile krijgt de platonische liefde steeds meer de overhand, hoewel hij wel een keer met een andere vrouw uit de band springt en in Brussel met vrienden de beest uithangt. Maar Cecile begrijpt dat alles en vergeeft hem. Een tijdlang accepteert ze de Madonnarol van aanbeden vrouw, die Quaerts haar oplegt. Ze vat steeds meer liefde op voor de man die haar aanvankelijk zo antipathiek was. Het liefdespaar ervaart een aantal extatische liefdesmomenten vol geluk, waarin de geestelijke liefde triomfeert. Maar Cecile wil geliefde Taco Quaerts niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk. En dat kan niet. Het einde van het liefdeslied is dat Taco vertrekt, een bedroefde vrouw achterlatend met een bos bloemen en met de herinnering aan het grote geluk van weleer. Bastet heeft van deze roman gezegd, dat er waarschijnlijk geen boek in het oeuvre van Couperus is dat zo sterk beïnvloed is geweest door een voorbeeld.Ga naar eindnoot9 Met dat voorbeeld bedoelt Bastet de roman Un coeur de femme van de door Couperus sterk bewonderde Franse schrijver Paul Bourget. Ik wil hier niet verder op ingaan maar wijzen op de invloed van Emerson, die een aantal malen expliciet in de roman wordt genoemd. Al bij de eerste visite van Quaerts aan Cecile komen Emersons Essays ter sprake. Quaerts ziet de Essays op Ceciles tafeltje liggen en is nieuwsgierig. Hij kent Emerson niet. Cecile zegt hem: ‘Ik hou veel van zijn Essays. Zij zijn geschreven met zo een verre blik. Ze stellen je op zo een heerlijk hoog standpunt... Ze maakte een gebaar als een cirkel om zich heen, een glans in haar oog.’Ga naar eindnoot10 Een tijdje later blijkt dat Quaerts de Essays al heeft aangeschaft. Als de relatie tussen hen vervolgens een feit is, spreken ze met elkaar over Emerson en hun levensopvattingen. Wie nu de Essays naast Couperus' roman legt en gaat vergelijken, zal constateren dat er talloze passages zijn in Extaze die bijna letterlijk bij Emerson voorkomen en dat er andere zijn die wat indirecter bij de Essays aansluiten. Belangrijker misschien nog wel is het dat de hoofdthema's van Couperus' roman: de ziel als essentie van de mens, de liefde die stapsgewijs van sensatie naar extase leidt, en het feit dat Geluk en Leed onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, dat die thema's ook belangrijke thema's zijn in de filosofie van de Amerikaanse filosoof. Afgaande op de bijna letterlijke parallellen geloof ik dat een aantal van Emersons Essays vooral voor Couperus belangrijk zijn geweest, te weten: ‘Compensation’, ‘The Over-Soul’, ‘Circles’, ‘Experience’, ‘Love’, ‘Spiritual Laws’, ‘Character’, en ‘Behaviour’. Dat wil niet zeggen dat Couperus niet met
Tekening van Carel de Nerée, bedoeld voor Extaze en getiteld: Jules
vrucht ook ándere essays gelezen zal hebben. Er zijn in de Essays van Emerson nogal wat passages die regelmatig in bijna dezelfde vorm opduiken. Dat heeft te maken met het feit dat bij Emerson delen van de werkelijkheid niet los van elkaar staan, maar een bezielde eenheid vormen. Zijn denken is een cyclisch denken; hij staat in de traditie van wat Curtius ooit eens de ‘All-Einheitslehre’ heeft genoemd. Dit alles laat zich heel gemakkelijk demonsteren aan de hand van ‘Compensation’, het essay dat niet alleen voor de interpretatie van Extaze belangrijk is, maar voor Couperus' totale oeuvre. Het is misschien aardig te vermelden dat in dit begrip ‘compensation’ voor Marcel Proust de filosofie van Emerson lag opgesloten.Ga naar eindnoot11 Voor Proust, die omstreeks 1894 Emerson heeft ontdekt, heeft de Amerikaan veel betekenis gehad. Herhaaldelijk stuiten we in A la Recherche op het begrip ‘compensation’. Zo zijn ziekte en lijden daar noodzakelijk om tot een hoger inzicht te geraken. Zij hebben als complement een initiatie in een hogere sfeer van begrijpen. Hetzelfde zien we ook in Extaze van Couperus. De roman heeft als motto: | |
[pagina 45]
| |
‘Aan het Geluk en het Leed tezamen’. Dit motto komt in uitgewerkte vorm in de roman terug, wanneer Quaerts meent het geluk gevonden te hebben, een geluk evenwel dat voor Cecile leed impliceert. Zij mist de sexualiteit immers. ‘Want hij kon niet weten, dat wat hem zó het Geluk gaf - zijn illusie, - zo volkomen en zó kristalhelder, iets van leed zou zijn voor haar; hij kon op dit ogenblik zonder zonde niet doordringen in de waarheid der wet, die wil het evenwicht, die wegneemt aan de ene wat zij de andere biedt en die het Geluk geeft met het Leed samen.’ Het essay ‘Compensation’ geeft een centrale plaats aan de ‘wet, die wil het evenwicht’. Voor Emerson staat het vast, dat in elk deel van de natuur polariteit of actie en reactie is aan te treffen. ‘An inevitable dualism bisects nature, so that each thing is a half, and suggests another thing to make it whole; as spirit, matter; man, woman; subjective, objective; in, out; upper, under; motion, rest; yea, nay.’ Hetzelfde dualisme, dat aan de natuur ten grondslag ligt, vormt ook de basis van het menselijk bestaan. ‘Every excess causes a defect; every defect an excess. Every sweet hath its sour; every evil its good.’ En Emerson wordt niet moe om in een lange reeks van voorbeelden aan te tonen hoe wereldwijd dit dualisme is dat tot in de kleinste delen van het universum is terug te vinden. En voor de pantheïst Emerson is het een uitgemaakte zaak dat in het kleinste deel de totale wereld wordt weerspiegeld. ‘The world globes itself in a drop of dew.’ (...) ‘The true doctrine of omnipresence is, that God reappears with all his parts in every moss and cobweb. The value of the universe contrives to throw itself into every point. If the good is there, so is the evil; if the affinity, so the repulsion; if the force, so the limitation.’ (....) ‘A perfect equity adjusts its balance in all parts of life.’ Maar terwijl de wereld een eenheid wil zijn en niet uiteen wil vallen, hebben wij de neiging delen af te zonderen. Zo scheiden we, om onze zinnen te bevredigen, de zinnelijke genoegens van dat wat tot het diepere en morele en geestelijke aspect van onze persoonlijkheid behoort. In Extaze is het Taco Quaerts die erkent dat hij twee mensen in zich heeft: zijn ziel, de eigenlijke mens, en ook iets primitiefs, het beest in hem. In zijn relatie met Cecile geeft hij het volle pond aan de eerste kant van zijn persoonlijkheid, terwijl hij op andere momenten met andere vrouwen de beest uithangt. Hij overweegt op een gegeven moment: ‘Maar waarom kon hij dan ook geen maat houden, zowel in het een als in het ander! Hij had geschiktheid voor het gewone leven en daarbij iets moois in zijn ziel; waarom kon hij niet in evenwicht blijven wiegelen tussen die twee sferen in hemzelve’ (...) ‘Wat had hij niet met een klein beetje tact, een klein beetje zelf-leiding, zijn leven tot iets moois kunnen maken, en kunnen bestaan in een gezonde levensvreugde, gelouterd door een hoge zieleblijdschap! Maar die tact tot zelf-leiding, ontbrak hem geheel en al; hij leefde zoals hij voelde: geheel in uitersten; er was geen halfheid in hem. En dat was zowel zijn trots als zijn levensleed; zijn trots, dat hij “geheel” voelde of dit of dat, dat hij niet schipperen kon met zijn gevoelens; en zijn leed: dát hij niet schipperen kon en niet tot harmonie kon brengen, wat telkens in hem tegen elkaander stiet.’ In het essay ‘Experience’ zegt Emerson: ‘The mid-world is best’ en ‘every good quality is noxious, if unmixed.’ Quaerts faalt in dat opzicht, hij heeft te weinig tact, te weinig ‘zelf-leiding’. Hij mist de ‘self-reliance’, een eigenschap waaraan Emerson een afzonderlijk essay wijdt. Dit in tegenstelling tot Cecile, die het geestelijke en lichamelijke tot harmonie wil brengen, maar dat niet kan realiseren door Taco Quaerts. Zij had hem aangeraden zich te matigen: ‘Louter genot en onmatig genot, ook het hoogste, is niet goed. Zo forceert u het
leven.’ Cecile blijkt hier een goede leerling te zijn van de Amerikaan. Maar leven is voor hem niet alleen ‘compensation’, maar ook extase. In de roman komen de twee geliefden tot een extatische beleving van de liefde, waarin twee zielen elkaar ontmoeten. In die extatische momenten hebben de twee het idee geen mensen meer te zijn. Ze zijn los van de beperkingen van tijd en ruimte en ze voelen zich goden gelijk: ‘Nauwelijks in hen was er herinnering aan de wereld, die was afgestorven en afgeschitterd in het stralen van hun hemel; niets was er in hen dan de extase van hun liefde, die hun ziel was geworden, alsof zij geen ziel meer hadden en slechts liefde waren.’ Wat in hen werkzaam is, is wat Emerson ‘The Over-Soul’ noemt, door
Dante Gabriel Rossetti: Beata Beatrix
| |
[pagina 46]
| |
hem aangeduid als ‘the soul of the whole’, ‘the universal beauty’, ‘the eternal One’, ‘the background of our being’, ‘God’. Ieder mens bezit deze pure natuur en is zich daarvan bij vlagen bewust. Het is niet te meten, noch onder woorden te brengen. Ook Cecile doet vergeefse pogingen in haar dagboek dit verschijnsel onder woorden te brengen: ‘O, dat wat niet te zeggen is, omdat woorden zo weinige zijn, altijd dezelfde, combinaties van enkele letters en klanken; o, dat wat niet te denken is in de enge grenzen van het verstand; dat wat alleen aan te zwemen is met nauwelijks voelhorens van ziel: Essence der essences der dingen van onszelve...’ ‘Het enige wat overblijft is gebruik te maken van metaforen om de sensatie te omschrijven. Zowel Coupersus als Emerson maken hierbij rijkelijk gebruik van de metafoor van het licht. Van binnen en van buiten, zegt Emerson in zijn essay ‘The Over-Soul’ schijnt een licht door ons op de dingen en maakt ons bewust dat wij niets zijn, maar dat het licht alles is. Er is echter ook een andere metafoor die zeer vaak bij Couperus voorkomt in zijn romans, ook in Extaze: de cirkel. Aan cirkels wijdt Emerson een afzonderlijk essay. Voor hem is het leven van de mens een ‘self-evolving circle’, die als een kleine kring beginnend naar alle zijden uitgroeit tot nieuwe en grotere cirkels, en dat alles zonder einde. Het hangt van de kracht van de individuele ziel af, wat de omvang van de cirkel zal zijn. Er is geen grens aan te geven. Door voortdurend boven ons zelf uit te stijgen, kunnen we stapje voor stapje de mysterieuze ladder beklimmen, steeds nieuwe cirkels trekkend. ‘The only sin is limitation’, zegt de optimistische Emerson. Cecile voelt zich aanvankelijk vóór haar liefde beperkt in haar mogelijkheden. Ze heeft, zo bekent ze in haar dagboek, de indruk dat ze op een stip leeft, zo klein dat ze deze nauwelijks voelt onder haar voeten. Ze kan haar werkelijkheid wel verbreden door te luisteren naar muziek of door het lezen van Emersons Essays, die haar op een heerlijk hoog standpunt plaatsen. Als ze dat laatste aan Quaerts meedeelt, maakt ze een gebaar als een cirkel om zich heen, waarbij ze een glans in haar oog heeft. Maar de liefde is de grote doorbraak. De sympathie en liefde, die beiden voor elkaar gaan voelen, worden beschreven als het steeds meer over elkaar heen glijden van de cirkel die elk om zich heen heeft, in steeds grotere bogen van sympathie, totdat het grote ogenblik plaats vindt, de extase van hun liefde, die beschreven wordt als een eindeloze ruimte van licht en muziek. Er zijn nog een aantal passages in Extaze te noemen die binnen de context van Emersons essays een duidelijke betekenis hebben. Het déja vu-effect bijvoorbeeld dat Cecile tot tweemaal toe ervaart - het verschijnsel dat wat men op een bepaald moment meemaakt op een identieke wijze reeds eerder is ervaren -, dat effect sluit nauw aan bij Emersons opvatting van de ‘Over-Soul’, die alle tijd vernietigt. Verder is de vergoddelijking van de mens, die Emerson steeds maar weer benadrukt, talloze malen in de roman van Couperus terug te vinden. Er is slechts éen conclusie te trekken: Emerson is voor Couperus bij het schrijven van Extaze van groot belang geweest.
En het blijft niet tot die ene roman beperkt. Ik heb al eerder de roman Eline Vere genoemd, die drie jaar eerder dan Extaze is verschenen en waarin een Amerikaan voorkomt, Lawrence St. Clare, de vriend van Vincent Vere, die Eline uit haar depressie probeert te halen. In hoeverre stond Emerson model voor deze St. Clare? Wat zijn St. Clares ideeën? Bij de eerste ontmoeting krijgt Eline een aangename indruk van de Amerikaan. In plaats van de ruwe, misschien wel spuwende, vloekende en om whiskey vragende Amerikaan, die zij zich had voorgesteld, krijgt ze te maken met een innemende, krachtige man, een echte persoonlijkheid. Vincent Vere bekent haar dat St. Clare een ware vriend voor hem is geweest, toen hij in moeilijkheden was. Wat opvalt is dat de Amerikaan oog heeft voor de betere kanten van Vincents persoonlijkheid, diens werkkracht en energie. Wat St. Clare van een mens eist is dat hij getracht heeft energiek te zijn. Het leven zou volgens hem in een morele dood ontaarden, als een mens zich overgaf aan fatalisme. St. Clare heeft een stimulerende invloed op de zwakke Eline. Zij zou het zalig vinden zich te schikken naar zijn wil. Hoe snel had hij door gehad dat ze niet in het mondaine, quasi-artistieke milieu waarin ze verkeerde, paste! Hij moedigt haar aan flink te zijn en met haar verleden te breken. Hij wil niet van noodlot weten: ‘Nootlot is een woord. Ieder mens maakt zijn eigen noodlot.’ Het is niet moeilijk in St. Clare een woordvoerder te zien van de ideeën van Emerson. Weliswaar komt hier de mystieke kant van Emersons leer niet aan bod, zoals in Extaze, maar krijgt de vitaliteit van zijn ideeën het volle pond. Het lezen van zijn essay ‘Fate’ is in dat opzicht al voldoende. Kern van zijn betoog is dat het noodlot is te bestrijden en wel door de wil: ‘There can be no driving force, except through the conversion of the man into his will, making him the will, and the will him.’ Het spanningsveld tussen noodlot en willen is niet alleen het thema van Eline Vere maar ook van Couperus' andere romans. Typisch voor de hoofdpersonen in zijn boeken is dat ze, startend in een negatieve situatie, resultaat van sociale en erfelijke omstandigheden, trachten de bakens te verzetten door het najagen van een aantal idealen die soms concreet en realiseerbaar zijn, maar meestal vaag. Ze pogen met wisselend resultaat hun idealen te vinden in bijvoorbeeld de fantasiewereld (o.a. in Een zieltje), in emancipatie (Langs lijnen van gelijdelijkheid), in het schrijven (Metamorfoze), in roem en eerzucht (Xerxes en Iskander), in sociale daden (Majesteit en Wereldvrede) of in liefde (Extaze). Achter deze idealen, die je nog concreet kunt noemen, doemen echter hogere Idealen op. Ik gebruik hier de hoofdletter bij Idealen, omdat deze een transcendent karakter hebben. Dit transcendente Idealen worden soms aangeduid als ‘Het Absolute’, ‘Het Onuitsprekelijke’, | |
[pagina 47]
| |
Handschrift van Metamorfoze
‘Het Geheim’, ‘de Onzienlijke Dingen’, enz. Of de hoofdpersonen nu meer concrete of meer abstracte idealen najagen of een combinatie van beide, het resultaat is dat hun idealen op een gegeven ogenblik gefrustreerd worden. De krachten van het verleden, de sociale en erfelijke factoren blijken sterker te zijn dan ze in hun illusievorming gedacht hadden. Er blijft niets anders over dan te berusten en de nederlaag te erkennen. De held of heldin gaat ten onder of berust in het onvermijdelijke: het accepteren van het leven zoals het is. Couperus moet door Emersons essays gefascineerd zijn geweest, omdat daar zowel de idealist in hem aan zijn trekken kon komen als de pragmaticus. Emerson leerde hem dat er nog een ander antwoord was op gefrustreerde idealen dan een vernietigend fatalisme, zoals dat in de roman Noodlot naar voren kwam. Een mens kan idealist blijven, de wereld van een hoog standpunt bezien, kan een grote ziel zijn zonder tekort te doen aan het gewone leven en zonder een ‘kleine ziel’ te zijn. In het begin van Couperus' literaire carrière is de afstand tussen ‘gedroomd minnen’ en ‘ons dwaze bestaan’ nog levensgroot. In het gedicht ‘Fragment’ uit Orchideeën (1886) is voor hem nog de ware levenswijsheid: ‘Denk u geen ideaal! Leef laag en klein;
Kruip, wil niet zweven; waan u niet gewiekt!
De waereld is niet waard te zijn, maar gij,
Ge zijt, en in de waereld, en zij wil
Niet, dat ge zelfs maar pogen zult te zweven!’
Hier spreekt nog de teleurgestelde idealist, die met een harde bons uit de azuren ethersfeer op de aarde terecht is gekomen. In latere jaren wordt dat anders, zoals blijkt uit Metamorfoze (1897), een ten dele autobiografische roman, waarin Couperus de ontwikkeling van zijn schrijverschap en levensfilosofie heeft trachten te beschrijven. In deze roman is op een aantal punten de invloed van Emerson duidelijk merkbaar, hoewel de Amerikaan niet bij name wordt genoemd. Een belangrijk aspekt van de roman is het spanningsveld tussen kunst en leven. Het begrip ‘metamorfose’, waaraan de roman zijn titel ontleent, speelt daarbij een belangrijke rol. Wat het inhoudt wordt in de roman aangegeven: ‘behoefte van artist, zijn ziel te laten wezen álle ziel, die mogelijk was, die was geweest, in de magie van het verleden, de illusie van de toekomst.’ Die behoefte om steeds een ander te zijn, zich geheel te identificeren met iemand uit een andere tijd en een andere wereld, had hem als kind beangstigd. Hugo Aylva, Couperus' alter-ego, meende toen krankzinnig te zijn of te worden, als hij de wens had totaal een ander te zijn. Steeds als hij zijn metamorfose had uitgeleefd, ontstond weer de behoefte aan een andere te beginnen. En hij kan die metamorfosedwang later uitleven door het schrijven van een boek. Maar het resultaat bevredigt hem niet. Kunst geeft hem een kwaad geweten, omdat deze hem van het gewone leven aftrekt. Er komt in de roman een proces op gang dat ten slotte uitloopt op een soort verzoening met zijn metamorfose-behoefte. Die verzoening berust op een reïncarnatietheorie, die er op neerkomt dat zijn ziel van alle eeuwen was en dat deze kon zijn in elke incarnatie. Erg duidelijk is het allemaal niet, maar naar mijn mening bedoelt de schrijver dat er achter de bonte verzameling metamorfosen een constante is: de eeuwige ziel. Er is in Metamorfoze sprake van een opvallende ontwikkeling. In het begin is de metamorfose-behoefte duidelijk een compensatie voor zijn gebrek aan identiteit; de schrijver identificeert zich in zijn verbeelding met grote persoonlijkheden, omdat hij zichzelf minderwaardig en zwak voelt: ‘O, een ander te zijn! Niet meer zichzelve te wezen, zijn eigen arme zwakke ziel, opgesloten achter de kristallen deuren van zijn ogen, als een gevangene, die versmacht.’ Zijn grote behoefte blijft om de metamorfose echt te doorleven en niet meer alleen in de kunst. Langzamerhand verzoent hij zich met zijn metamorfose-behoefte en komt hij met de hier boven genoemde reïncarnatietheorie op de proppen. Die theorie wil eigenlijk zeggen: je hebt geen zwak, half zieltje dat een ander wil zijn, maar je hebt een eeuwige ziel. En die reïncarnatie van die eeuwige ziel is geen compensatie maar een indrukwekkende eigenschap. Prozaïsch vertaald wil het zeggen dat Couperus' alter-ego meer zelfvertrouwen heeft gekregen, zich kan verzoenen met zijn schrijverschap en beter opgewassen is tegen het leven; de theosofisch gekleurde reïncarnatietheorie komt hem daarbij uitstekend van pas. Het is niet toevallig dat op het einde van deze Bildungsroman, gelijk met de bewustwording, de schrijver een vrouw accepteert. Voor het eerst kan hij het leven waarderen. Dit alles vertoont talloze parallellen met de levens- en kunstopvattingen van Emerson. ‘Of the universal mind each individual man is one more incarnation’, zegt Emerson in zijn essay ‘History’. Het is de overtuiging van de Amerikaan dat de wereld in alle tijden een eenheid is; er is een ‘Over-Soul’ die alle individuele mensen gemeenschappelijk hebben. Op grond van het feit dat we een incarnatie zijn van die Alziel, wordt de algemene geschiedenis van de mensheid ook de geschiedenis van elk individu. Als we met vrucht de geschiedenis willen bestuderen, dan moeten we ons inleven in het verleden van bijvoorbeeld Grieken en Romeinen. In wezen is | |
[pagina 48]
| |
Ralph Waldo Emerson
wat de helden in de geschiedenis is overkomen, ook ons overkomen. ‘It is the spirit and not the fact that is identical’. Het zal dan blijken dat de geschiedenis geen saai boek is, geen wereld van heterogene feiten, maar een geschiedenis van ons eigen leven. Zo loopt Hugo Aylva's bekentenis in Metamorfoze dat hij Petrarca heeft lief gekregen als vriend, als broeder, zielgenoot en dubbelganger geheel parallel met Emersons idee over de identificatie met historische voorbeelden. Metamorfose, de mogelijkheid om te veranderen, is een centraal begrip in Emersons levensbeschouwing.Ga naar eindnoot12 In de verschillende stadia van zijn ontwikkeling valt hij terug op dit begrip, dat kan veranderen van betekenis. Het kan o.a. het ontwaken van de ziel betekenen, verder het permanente wonder van de natuur en haar veranderingen (‘Metamorphosis is Nature’) en de overgang van het natuurlijk feit in geestelijk feit als symbool of metafoor. Het kan een voudigweg ook het proces van groeien en verbeteren van de mens betekenen en, op sociaal gebied, het verval van instituties en hun vervanging. Al deze betekenissen spelen ook een rol bij Couperus. Toch is de betekenis van metamorfose in het essay ‘History’, waar het begrip het vermogen van reïncarnatie in anderen inhoudt, het duidelijkst aanwezig in de roman Metamorfoze. Zoals het voor Hugo Aylva een verademing was, toen hij zijn behoefte aan metamorfose niet als een ziekelijke en zielige aberratie behoefde te zien maar als een positief element, zo moet het ook voor Couperus van doorslaggevend belang zijn geweest, toen hij o.a. via Emerson zich bewust werd dat alleen diegene een ‘grote ziel’ genoemd kan worden die de grenzen van zijn eigen persoonlijkheid en zijn egoïsme overschrijdt en openstaat voor de ‘Over-Soul’. De zogenaamde dwaasheid van het bestaan, de chaos en het toeval, krijgen nu een perspectief; het is, om met de woorden van Cecile in Extaze te spreken, mogelijk om vanuit ‘een heerlijk hoog standpunt’ te leven. Dat wil echter niet zeggen dat het gewone leven verwaarloosd mag worden. ‘Come out of the azure’, zegt Emerson. In het essay ‘Greatness’ schrijft hij: ‘the first rule is to obey your native basis, to accept that work for which you were inwardly formed’. Tussen ‘hoog’ en ‘laag’ bestaat er een wisselwerking: het ‘lage’ krijgt pas betekenis door het ‘hoge’ en het ‘hoge’ krijgt pas inhoud door het ‘lage’. Dat idealisme en pragmatisme of, in meer literatuurhistorische zin, symbolisme en naturalisme elkaar niet behoeven uit te sluiten, maar integendeel een goede verbintenis kunnen vormen, dat heeft de vitale Emerson aan de vermoeide Europeaan Couperus kunnen leren. In Eline Vere is er even sprake van een andere goede verbintenis: het huwelijksaanzoek van Lawrence St. Clare aan Eline. Zij wijst het af en gaat ten onder. |
|