De Revisor. Jaargang 9(1982)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Marcel Koopman Avond De zachte paardetongen in de stal het lamplicht en het balkendak het snuiven en het zwaluwnest: hier is het al, het nu en ook de rest vertegenwoordigd en bemest. Het hoge hemelviolet geciseleerd door populieren die grootgrootvader heeft gezet gloeit in de ogen van de dieren. Wijd ligt het land, het dampt onder de eerste vorst. Ik neem de lucht op in mijn nieuwe borst. En ganzen wieken in de top zo doelgericht en schoon. Ik kan wel breken onder dit wegens het vuil dat aan mijn laarzen kit. Oost van de laatste kom van het licht rijst Venus en vertoont haar flonkerend gezicht. Achteraf Liefste woel je snachts door verleden teerheidskluwens zinloos schijnende ontbering liefste zwoel je smachts? Zie de kamer is veranderd maar de muren - kroongetuigen - staren wetend naar de rechtbank zie de kamer is verankerd. Kent je ruimte nog mijn schrede zie je soms ineens mijn schaduw op de drempel van de bedstee kent je ruimte nog mijn leden? Heden mokert mij de twijfel heb ik dradige gedachten ben ik eenzaam onder velen heden jokert mij de twijfel. Liefste heb je nog koperklokken in je stem kloostertuinen op je heuvels liefste ben je nog? [pagina 35] [p. 35] Verjaardagsspel Geblinddoekt tast ik naar de ezel die op de wand is aangebracht. Met bibberende hand prik ik de staart recht in zijn oog. Gelach. Ik trek de doek van mijn gezicht; iedereen glimt verwachtingsvol mij aan - ik lach verplicht. Maar diep van binnen draait zich iets met scherpe hoeven om zijn as, een om zich heen maaiend verdriet, al wat ik ben, zal zijn en was klapt balkend op zijn stramme rug. Bloedtranen spatten weg, mijn onderkant hapt wit en weerloos in de lucht. De gewone wereld suist terug. Ik geef de volgende de staart en blinddoek en ik confisqueer een dubbel stuk kweeperentaart. Dubbel greep De reiger staat te vissen langs de sloten in zachte rechthoeken om dampend groen, het eerste natte zonlicht op de kassen klinkt op in blank voorzichtig vermiljoen. De mesthoop rookt, de zeer verbaasde schapen staan al te nibbelen aan paardebloemen, de nevel rekt zich uit om te gaan slapen en laat de verre kerktoren opdoemen. Dit is wel Holland: gras en water, het silhouet van kinderen op de dijk, een rijmend uithangbord, eendengesnater en veel moderne boerenlulligheid. Niet te vergeten alle slechte karbonades, het nagestunteld delfts blauw, de zondvloed van prullaria, de Zuiderzeeballade, de platte humor en de botte vrouwen. Dit is het janusland dat mij extremen bood van tomeloze schoonheid en stompzinnigheid, van diepste poëzie en infantiliteit, dit is de janustaal die ik in strofen goot. Ik ben de rijksmunt voor dit land. Ik giet de dubbeltjes op hun kant; een evenwicht komt kort tot stand. Vorige Volgende