De Revisor. Jaargang 7(1980)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] C.O. Jellema Bespiegeling over een tuin in Slochteren voor Sible en Jan Glanzende spiegel van rechtlijnigheid, de velden vlak, de sloten uitgerekt, de bodem zelf product van denkarbeid, grondwater zuiver peilbaar intellect. Daar waar je doodloopt ligt een plek die vlijt in tierig toeval aan het oog onttrekt, spiegel in spiegel, wie wat ziet ontdekt, uit ruimte uitgespaard, zichzelf, en tijd: er zijn. Zo simpel wordt symbool tot tuin: die boom ben ik, het bilzekruid mijn buur, grondwater voedt mijn voet, wind kamt mijn kruin. Even vereeuwigd lijkt het of voorgoed een plant mijn zorg wordt, denken weer natuur. Contrast wordt conterfeitsel. Wat kunst doet. [pagina 63] [p. 63] Schiphol Door de douane heen nog helemaal de juist uit Griekenland gelande: als zien de wachtenden achter de glazen wanden Athene om hem heen met het Syntagmaplein waar hij voor ogenblikken nog zijn koffie dronk. Hij nam die ruimte mee. Zolang de band zijn koffer nog niet brengt, wandelt hij gretig door dat uitvergrote kijken, waarin hij, van de taak op wat hij was te lijken als door een toeval tijdelijk ontheven, op 't nippertje zichzelf en zijn bestaan als wijd ervaart: nog niet die laatste glazen deur en, onbegroet, nog niet de bus, de volle spitsuurtreinen, ruimte die sneller inkrimpt dan een trein kan rijden, tot er aan hem, nog voor hij thuiskomt, niets te zien is dan, haast ongepast, zijn huid. Vanuit Dodona. aan Th. Er kwamen vragen als ‘aan welke god moet ik wat offeren, opdat mijn vrouw mij zonen baart in plaats van dochters’ of ‘is het kind dat Nylla draagt van mij’. Ook ‘wie de wol stal’ en ‘waar ligt, ter zee of op het land, mijn winst’, ‘is A. een goede schoonzoon of B. beter’. Wat heet belangrijk als men voor zo'n vraag een reis van zoveel dagen maakt? En wat is tijd onder het vaandel van een vraag en met het raadsel van een antwoord op de rug: een dag verstrijkt niet sneller dan een ezel draaft. Geen vraag als ‘zal mijn ziel de komende verhuizing uit het lichaam overleven’, ‘waar bleef Erinna, toen zij van ons scheidde’, laat staan ‘is over duizend jaar de mens volmaakter’ of ‘volgt op de mens als soort, als die uitsterft, een vorm van hogere orde’. Wat weet een god - zijn wij niet naar zijn beeld geschapen? Hoog ligt Dodona waar de bergwand uit het smalle groene dal zijn laatste klim begint, de barre steilte tot aan een lege troon. - Hij gaf het mij in de slaap, op geen vraag antwoord: ‘Normen zijn bloemen op de rotsen, mooi maar klein, en je verwondert je, dat ze daar bloeien op zo'n bodem.’ Nu zit ik heel de thuisreis met de vraag: moet ik - en hoe - veranderen of niet, mijzelf, voor later. Vorige Volgende