| |
| |
| |
Czeslaw Milosz
Warschau 1943/1945
Campo di fiori
In Rome op het Campo di Fiori
Manden olijven, citroenen,
Wijn stroomt over de keien
De kooplieden storten op tafels
Het rozige fruit van de zee,
Werd Giordano Bruno verbrand,
Het vuur, opgepord door de beul,
Warmde nieuwsgierige kijkers.
En nauwelijks doofde de vlam -
Daar vulden zich weer de tavernes,
Manden olijven, citroenen
Werden op hoofden gehesen.
Ik dacht aan het Campo di Fiori
Voor de draaimolens staande in Warschau
Op een heldere lenteavond
Bij klanken van pittige wijsjes.
De muziek overstemde de salvo's
Achter de muur van het getto
En paartjes vlogen naar boven,
Omhoog in de heldere hemel.
Op de wind kwamen aangedreven
Zwarte vliegers van brandende huizen,
De draaienden vingen de vlokken
Op in de vlucht uit hun gondels.
De wind van de brandende huizen
Blies in de kleren der meisjes,
De vrolijke menigte lachte
Op die mooie zondag in Warschau.
De moraal is misschien voor de een
Dat het volk van Rome of Warschau
Handelend, lachend en flirtend
De brandstapel links laat liggen.
De vergankelijkheid ontdekken
Voordat de vlam was gedoofd.
Ik echter moest toen denken
Aan de eenzaamheid van Giordano:
Dat, toen het slachtoffer
De brandstapel had bestegen,
Hij geen enkel menselijk woord,
Geen lettergreep heeft gevonden
Die mensheid die verder leefde.
Reeds liepen ze wijn te drinken,
Manden olijven, citroenen
Te venten met vrolijke drukte.
En reeds was hij hun zo ver
Alsof eeuwen waren verstreken,
Alsof ze nooit hadden gewacht
Op zijn opvliegen in het vuur.
Ook de slachtoffers hier zijn eenzaam,
Reeds door de wereld vergeten,
En vreemd is ons hun taal
Als van een verre planeet.
Totdat alles legende wordt
Op een nieuw Campo di Fiori
Een dichterwoord oproept tot oproer.
| |
| |
| |
Een arme christen kijkt naar het getto
Bijen bouwen rond rode lever,
Mieren bouwen rond zwarte botten.
Het is begonnen: 't stukscheuren, vertrappen van zijdestoffen,
Het is begonnen: 't breken van glas, hout, koper, nikkel, zilver,
Van gips, plaatijzer, snaren, trompetten, bladeren, bollen, kristallen.
Pfff! Fosfoorvuur van gele muren
Verslindt dierlijk en menselijk haar.
Bijen bouwen rond de honingraat van longen,
Mieren bouwen rond witte botten.
Verscheurd wordt papier, rubber, linnen, leer, vlas,
Vezels, stoffen, cellulose, slangehuid, draad.
Dak en muren storten in en de vuurgloed slaat uit naar het fundament.
Rest alleen nog de aarde, zandig, vertrapt,
Langzaam, een tunnel gravend, doet de mol zijn ronde,
Een rood lampje bevestigd op zijn voorhoofd.
Hij beroert verbrande lichamen, telt ze, wroet verder,
Herkent mensenas aan de lichtgevende damp,
De as van ieder mens aan een ander deel van het spectrum.
Bijen bouwen rond een rood spoor,
Mieren bouwen rond de plaats die mijn lichaam innam.
Ik ben bang, erg bang voor de mol op zijn ronde.
Hij heeft gezwollen oogleden, als een Patriarch
Die lang in het licht van kaarsen heeft gezeten,
Verdiept in het grote boek van de soort.
Wat zal ik hem zeggen, ik, Jood van het Nieuwe Testament,
Tweeduizend jaar wachtend op de tweede komst van Jezus?
Mijn gebroken lichaam zal me uitleveren aan zijn blik
En hij zal me rekenen tot de helpers van de dood:
| |
Opdracht
Jij die ik niet kon redden
Probeer deze simpele woorden te verstaan, want om andere zou ik me schamen.
Ik zweer dat ik niet met woorden wil toveren.
Ik spreek zwijgend tot je als een wolk of een boom.
Wat mij sterkte, was voor jou dodelijk.
Jij verwarde het afscheid van een tijdperk met het begin van een nieuw,
Aansporing tot haat met lyrische schoonheid,
Blind geweld met voltooide vorm.
Hier is de vallei van ondiepe Poolse rivieren. En een reusachtige brug
Zich verliezend in witte nevels. Hier is een gebroken stad,
En de wind werpt meeuwengekrijs op je graf
Die naties noch volkeren redt?
Een samenzwering met officiële leugens,
Een lied van dronkaards die straks de keel wordt afgesneden,
Colleges voor tweejaarsstudentes.
Dat ik sterke poëzie wilde zonder het te weten,
Dat ik, pas laat, haar verlossende doel ontdekte,
Daarin en daarin alleen vind ik redding.
Men strooide vroeger gierst of papaverzaad op graven
Voor de doden die vermomd als vogels zouden komen.
Ik leg hier dit boek voor jou, die eens leefde,
Opdat je ons niet meer zult bezoeken.
‘Campo di Fiori’ werd vertaald naar het Duits van Karl Dedecius, de beide andere gedichten naar het Engels van Czeslaw Milosz.
|
|