versperde me de weg en vroeg me om duizend lire. Ik gaf er haar honderd, waar ze geen genoegen mee nam. Ze bedreigde me met een vuistbijlvormige steen die ze in haar hand geklemd hield. Toen een vrouwestem dichtbij een naam riep, zette ze het op een lopen.
In de Via Roma werd nog steeds grof vuil, voornamelijk meubilair, uit de vensters op straat gegooid. Ergens vloog een driepersoons zitbank het raam uit, die in zijn val een dwars over de straat gespannen snoer kerstlampjes meesleurde.
Tegenover het Teatro S. Carlo was nog een koffiebar open. Hoestend, met tranende ogen, ging ik er binnen.
‘Auguri, mijn beste wensen, signore!’ riep de man achter de kassa spottend.
Ik: ‘Gaat dat elk jaar zo hier?’
Hij, luid lachend: ‘O, dit is nog niets! U had vorig jaar moeten komen! Gestikt zijn ze! Mensen met gasmaskers voor...’
Ik dronk mijn koffie en waagde me weer in de dikke mist. Het theater voorbij, de bibliotheek voorbij, het fort voorbij... Even later stond ik voor de Boston Blackies American Bar, waar het stampvol dronken militairen was. Ik ging er binnen. Er was een ruzie gaande. Een jongen probeerde het hoofd van een andere jongen, dat hij bij de haren vasthad, tegen de muur te slaan. Het haar was kort; het glipte hem steeds uit de handen.
‘You, son of a bitch,’ riep hij. ‘You, dirty motherfucker... I'm not leaving until that fucking face of yours has seen that fucking wall a thousand fucking times...’
In de buurt van de vechtenden stonden twee SP'ers, die erop toezagen dat het kortgeknipte hoofd niet werkelijk tegen de muur werd geslagen. Eén van de SP'ers kreeg van een dronken toeschouwer een stomp tegen de schouder. ‘Hey, you, Mr. Motherfucker... this motherfucker says he just killed his friend. How about that? Hij probeert je iets te vertellen, maar je luistert niet eens!’
De persoon naar wie niet geluisterd werd, was Flix. Hij stond met zijn rug naar me toe. Thjum zag ik nergens. Ik legde een hand op Flix' schouder en hij draaide zich om. Zijn ogen! Die blik kende ik niet van hem. Wat had die zatte Amerikaan gezegd? ‘This motherfucker says he just killed his friend.’
‘Flix, wat is er gebeurd?’
‘Thjummi... ik ben te ver gegaan.’
‘Vertel op!’
En Flix begon te vertellen wat er gebeurd was - bevend, sidderend bijna, maar op een toon of hij de geschiedenis van horen zeggen had en niet goed wist of hij er geloof aan moest hechten.
‘Luister, Albert... Ik wilde hem alleen maar een beetje de stuipen op het lijf jagen... 'm de ware doodsangst bezorgen, zodat hij waarachtiger zou kunnen sterven. Maar zo... zo heb ik 't niet bedoeld...’
‘De stuipen op het lijf jagen...?’
‘Geloof me alsjeblieft. Ik wilde alleen maar dat hij het een
beetje benauwd kreeg, zodat... Luister. Het verband was perfect aangelegd. Perfect, hoor je wel? Het moest nú gebeuren. Maar hij haalde het nèt niet, Thjummi... Toen heb ik een paar lapjes verband gepakt en...’
Hij had ze op elkaar geplakt en met die dubbeldikke reep gipsverband was hij zijn vriend van achteren genaderd - om er diens neusgaten mee dicht te pleisteren. ‘Alleen om 'm een beetje in zijn rats te laten zitten... begrijp je wel?’
‘En toen?’
‘O, mijn God, Thjummi...’ Flix had Thjum's warme adem nog aan zijn vingertoppen gevoeld. Het gips om Thjum's armen was al zo hard, dat hij ze niet meer ver genoeg omhoog kreeg om met zijn vingers zijn neus te kunnen bevrijden. ‘Ik was van plan 'm maar eventjes zonder adem te laten. Ik kon het verbandje elk moment weer wegtrekken...’
Maar nee... even nog. Thjum zou zo gauw niet stikken.
Hoe had Flix de dodendans van zijn vriend kunnen gadeslaan? Het moest de plompe dans van een ijsbeer zijn geweest. En dan dat ééntonige gegrom uit die gemuilkorfde snuit... Zijn pogingen uit zijn vel te springen... Maar van de herrie buiten, die Flix gek maakte, hoorde Thjummi niets. Hij was een blinde, doofstomme ijsbeer. Ik probeerde me voor te stellen hoe hij met steeds stijver poten gedanst had... de emmer met warm water omschopte... krakend tegen de muur liep en zonder het zelf te weten op Flix afstormde...
‘Ik wist dat ik niet te lang meer mocht wachten. Hij viel met een klap op de vloer. Hij... hij probeerde nog op te krabbelen, Thjummi, maar het lukte niet...’
Nee, Flix begon zijn zin te krijgen: dit was geen stervende witte zwaan meer, geen pose. Die stuiptrekkingen... alles echt. ‘Ik mocht niet langer wachten. Ik moest hem losmaken... hem lucht geven. Hij had zijn werk gedaan. En goed ook. Hij lag op zijn rug, precies zoals ik hem hebben wilde...’ Snel had Flix de pleister van Thjum's neusgaten getrokken. Thjum bleef, - dat was zo afgesproken, - roerloos liggen tot het knipwerk gedaan zou zijn. Dat hij niet, als anders, door neusklanken zijn ongenoegen kenbaar maakte, bevreemdde Flix. Hij had zijn hand voor Thjum's neus en wist dat hij te ver was gegaan. ‘Ik ben meteen hierheen gerend. Ik dacht dat die Amerikanen me wel beter zouden begrijpen dan die Italianen...’
Flix had z'n zin gekregen. Niet híj had de dood uitgebeeld, maar de dood had zichzelf uitgebeeld. De hand die hij in het proces had gehad, was niet die van een kunstenaar, maar van een moordenaar. Nu hoefde hij geen nieuwe kunstvorm wereldkundig te maken, maar een moord.
Nu de ruzie tussen de jonge Amerikanen was beslecht, wilden de mannen van de SP Flix wel aanhoren.
‘Why did you kill him?’ vroeg iemand.
‘Ik heb hem niet vermoord. Ik wilde zijn dood alleen maar uitbeelden.’
De mannen van de SP waarschuwden de Carabinieri, die, mogelijk vanwege oud op nieuw, lang op zich lieten wachten.