| |
| |
| |
Hans van den Bogaard
Het moment
Foto's met commentaar, genoteerd door Max Pam
Hans van den Bogaard laat mij de uiteindelijke selectie maken, omdat hij niet in de perfecte foto gelooft. ‘Ik kan niet uit een stapel de 15 beste foto's kiezen’, zegt hij, ‘een foto maak je niet alleen voor jezelf’. Van den Bogaard is 32 jaar. Begonnen op een drukkerij, kreeg hij interesse in de fotografie, en werd freelancer. Op een gegeven moment werkte hij voor veertig bladen tegelijk, maar rijk werd hij er niet van, omdat de meeste op een basis van liefdewerk-oud-papier werkten en betaalden. De laatste jaren zit hij duidelijk in de lift.
Samen met Koen Wessing heeft hij voor het Rijksmuseum een archief gemaakt over etnische minderheden in Nederland. ‘Van aanpassing aan onze cultuur is geen sprake’, schijnen zijn foto's te zeggen. Van den Bogaard hecht grote waarde aan het anekdotische element in zijn foto's. Er gebeurt altijd wel iets, hij is naar zijn eigen zeggen ‘een typische mensenfotograaf’, ook al woont hij enigszins afgezonderd in Zwanenburg, een dorpje niet ver van Amsterdam. De laatste jaren is hij vaste medewerker van Vrij Nederland.
1. Of zij werkelijk van adel was wist niemand, maar zij werd ‘de rode gravin’ genoemd. Zij woonde in één kamertje met een alkoof in de Spaarndammerbuurt. Haar bed, waar zij vrijwel de gehele dag in lag, paste precies in het vertrek. De strijkplank en de stofzuiger staan tussen het bed en de muur ingeklemd. Zij was een strijdbare vrouw, in die zin, dat voornamelijk de gedachten aan het verleden haar konden opwinden. Zij voelde zich niet betrapt door de fotograaf: omdat zij het liefst zo snel mogelijk naar een zonnig be jaardentehuis wilde, had zij er geen moeite mee haar armoede en ellende te tonen. De afbraak in de buurt ging heel snel. Binnen een jaar was het afgelopen en was er vrijwel niets meer over van wat op een sociaal buurtleven kon duiden. De rode gravin zal nu wel dood zijn.
| |
| |
2. Een idyllisch tafereeltje aan de Lijnbaansgracht in Amsterdam. Wandelen en kijken, dat doe ik graag en daarom houd ik van deze foto. Het is toch een klein moment: een man die een spierinkje uit het water haalt en de vrouw die roept: ‘Maar Jan, wat heb je nu weer aan de haak?’ De zwanen die verlekkerd toekijken. Het Dafje van de buren. De foto straalt een burgerlijke rust uit, maar dat is niet erg, het is eerder aandoenlijk. Ik heb met fotograferen ook niet de pretentie om kunst te maken, om iets te zeggen te hebben. Een foto die kunst wordt, dat is iets dat mij hoogstens bij toeval overkomt. Ik wil het dagelijks leven in beeld brengen. De natuurlijke rust van de oude buurten, in dit geval, een rust die weldadig overkomt ver geleken met de pogingen om ook nieuwbouwwij ken een dorps karakter te geven. Een foto moet een tijdsbeeld geven. Ik geloof niet in de perfecte foto, dat klinkt te kunstmatig. Wij hebben de periode gehad dat een foto op een schilderij moest lijken. Daarna mocht een foto op een foto lijken, met dien verstande dat de compositieleer en de officiële richtlijnen van de academie in acht moesten worden genomen. Pas nu mag een foto op een foto lijken en een beeld van de werkelijkheid geven zonder enig commentaar.
3. Een moment in Almere, Lelystad. Hier zie je hoe de mensen van de Lijnbaansgracht worden overgeplant naar een nieuwbouwwijk. Daar zetten zij hun gewone leventje voort op het balkonnetje, alsof er niets is veranderd. Met Fifi, de hond, en met het aardappelmandje op schoot. Ik heb het idee dat deze vrouw het zal redden. Zij heeft haar oude leven gewoon meegenomen. Thuis hangen nog dezelfde tulen gordijnen en staan nog dezelfde roze porseleinen beeldjes op het dressoir. Ik zet me er niet tegen af. Daar heb ik het recht niet toe; hoe mensen leven moeten zij zelf weten. Deze foto toont het merkwaardige verschijnsel dat de oudere generatie nog het minste probleem heeft zich in een nieuwe omgeving aan te passen. Het zijn vaak de jongeren die daar niet in slagen.
| |
| |
4. Van deze foto houd ik niet zo. Er gebeurt te weinig op. Hij is te leeg, voor een typische mensenfotograaf als ik. Wanneer ik de foto zie, denk ik: de gemeente is weer de baas. Op de voorgrond ligt het witte dorp van Rotterdam, nog gebouwd door de architect Oud. In de torenflats zijn de gemeentelijke diensten gehuisvest. Zij symboliseren de overheersing van de overheid. De rijdende winkel: de moderne zelfbediening in een wijk met ouderwetse huisjes. Je voelt dat zo een buurt kapot gaat, kaal wordt. Zo'n auto die de hoek omkomt, dat is voor de fotograaf natuurlijk het moment. Je moet op tijd zijn, anders is hij al weer verdwenen. Ik denk dat je negen van de tien goede momenten mist, maar toch is er geen sprake van geluk, want als je steeds op zoek bent, komt het geluk vanzelf.
5. Deze foto toont de maagzweer: de jachtige stad. Amsterdam, waar de Weteringschans wordt opengebroken in het kader van een grote operatie, die vermoedelijk te laat is begonnen. De stad wordt opengesneden om het gezwel weg te snijden. De rook van de teer stijgt op. Zelf woon ik in de Haarlemmermeer en als ik in Amsterdam kom, dan ruik ik dat die stad stinkt. De drukte, de angst om een veilig heenkomen te zoeken door het verkeer. Eigenlijk had er op deze foto nog meer moeten staan dan wegrennende mensen met sjagrijnige gezichten. Auto's, trams, wegarbeiders, het getoeter en het lawaai hadden uit de foto moeten opstijgen.
| |
| |
6. Mijn eerste foto in Suriname, genomen op vliegveld Zanderij, zo'n veertig kilometer van Paramaribo. Twee kordate Surinaamse vrouwen, die klaar staan om de Jumbo-jets schoon te maken. Ik kwam als toerist aan en voelde mij vanaf de eerste seconde een indringer. Dat kun je op de gezichten van die vrouwen aflezen. Ze hebben heel sterk de uitdrukking van: dat moet je eerst vragen... Maar ik was ze te snel af. Ik geloof niet dat zij het idee hadden, zoals bij sommige volkeren het geval is, dat een foto iets van hen af neemt, maar het ging meer om het gevoel dat je als blanke inbreuk doet op hun onafhankelijkheid. Ook al kom je met de beste bedoelingen, dan nog is er wrevel te constateren: wat kom je hier eigenlijk doen? Dat is natuurlijk niet typisch Surinaams. Toen ik tijdens de havenstakingen bij de FNV wilde fotograferen, werd ik om diezelfde reden van de trap gegooid.
7. Turkse jongetjes van een jaar of tien, vlak na hun besnijdenis. Ze dragen nog een soort jurkje, want zo'n operatie is tamelijk pijnlijk. In Turkije wordt er dan een groot feest georganiseerd, dat drie dagen en drie nachten duurt. In Nederland, in Rotterdam, vindt de viering plaats in een zaaltje, op een treurige zondagmiddag.
Het is een geposeerde foto. In het begin wek je bij etnische minderheden altijd een zeker wantrouwen en is het moeilijk om binnen te komen. Maar als je het vertrouwen wint, word je ook volledig geaccepteerd. Ik had als fotograaf de opdracht na te gaan hoe die groepen in Nederland assimileren. Maar zij passen zich niet aan, hoogstens gaan zij westerse kleding dragen. Zij houden hun eigen cultuur, hun eigen moraal en hun eigen manier van denken in ere. Terecht.
| |
| |
8. Een Javaanse begrafenis. Surinaamse Javanen, die naar Nederland komen en dan in een plaatsje als St. Michielsgestel worden gehuisvest. Een gestorven vrouw. De dood wordt onder de Javanen als iets vanzelfsprekends beschouwd. Geen pathos, geen verdriet: dit was het aardse leven, nu komt het volgende leven. 's Morgens vindt door de vrouwen de bewassing plaats. Iedereen helpt, als in een gesloten commune. De vrouw wordt gebalsemd, met watten volgestopt en dan zeven maal omwikkeld. De kinderen spelen in de kamer en rennen door de gangen. Er is iets heel natuurlijks gebeurd, er is geen definitief afscheid genomen. Ik voelde aanvankelijk enige schroom, want ik mocht overal bij zijn. Zoiets is in een Nederlands huisgezin ondenkbaar.
9. In hun kleding van Het Leger des Heils, of afkomstig van de een of andere katholieke liefdadigheidsinstelling, gaat de stoet naar de begraafplaats van St. Michielsgestel. Daar lopen zij in december door een winderig Hollands landschap. Nog nooit was daar een moslim begraven, en niemand wist hoe het moest. Een moslim moet worden begraven met het hoofd naar het oosten, maar waar lag het oosten? Iedereen in paniek. De begrafenisondernemer kwam in de problemen, want dit graf moest haaks staan op de andere tombes, en dat zou extra ruimte in beslag nemen.
Ik heb de lucht op deze foto enigszins doorgedrukt. Dat doe ik vaker, omdat wit een kleur is waar je naar kijkt en zwart niet. Veel wit leidt de aandacht af. Ik had in de lucht ook een wolk kunnen zetten, maar dat heb ik niet gedaan, want dan zou de foto een te dramatisch effect hebben gekregen.
| |
| |
10. Hindoestaanse Surinamers in de Bijlmermeer. Zij vieren hier hun Idel Fistre. Zij schamen zich nergens voor, tonen ongeremd hun emoties. Zij zingen het Hara Krishna, in hun handen de rinkelbom. Zij beleven hun godsdienst op een vrolijke manier. Als uit hun heilige boek wordt voorgelezen, klinkt er herhaaldelijk een gelach op. Heeft iemand een gemeente ooit zien lachen, wanneer de dominee op de kansel de Bijbel opensloeg?
11. Deze foto vormt een commentaar op foto 10. Dit is onze cultuur in al zijn mallotigheid. Bij het zien van zo'n foto voel ik mij gegeneerd. Een zangkoor is een avondje bijeen om spelletjes te spelen en de polonaise te dansen. De akkordeonist vertelt zijn moppen tussen de liedjes door. Wat een lol. Je moet dan wel een stevige borrel ophebben. Zet deze eens naast de vorige: onecht, opgefokt, bleek van emotie. Hebben wij daarom zo'n grote mond met onze eeuwenoude cultuur? Deze foto heeft niet het aandoenlijke van foto 2, maar straalt echte kleinburgerlijkheid uit. De lol van vrouwen die hun rok optillen, ballonnetjes doorgeven en alleen met carnaval vreemd zullen gaan.
| |
| |
12. Van achteren gefotografeerd, maar onmiskenbaar Den Uyl. Slecht in het pak, gedrongen en klein. Het vervreemdende effect zit in het feit dat een politieke toespraak in een wielerstadion wordt gehouden met allerlei kapitalistische reclames op de achtergrond.
Ik vind het wel een sympathieke foto. Den Uyl kan spreken, hij kan een zaal opzwepen, maar ik heb hem niet als een demagoog gefotografeerd. Dat kan tot op zekere hoogte altijd. Je neemt hem van onderen met een bezeten blik in de ogen, met zijn vuist op tafel slaand. Dan maak je hem kapot. Zo'n foto heb ik bijvoorbeeld van de CPN'er Haks. Maar Den Uyl, met dat kleine koppie boven de katheder, dat blijft altijd iets mallotigs, soms wordt het zelfs aandoenlijk.
Die glaasjes water, links op de voorgrond, die zie je staan, en daar houd je rekening mee. Een fotograaf zet alles in een kader, wil onmiddellijk de werkelijkheid inlijsten. Zoals ieder mens ziet de fotograaf, terwijl hij rondloopt, een gekadreerde rechthoek. Zo kijkt de mens. Daarom is een staande foto altijd vreemd. Een mens kijkt liggend, heeft Dolf Toussaint gezegd, en daarin ben ik het helemaal met hem eens. Staande foto's moet je van boven naar beneden bekijken en dat is ongebruikelijk. Mensenfotografen, zoals ik, zullen daarom eerder geneigd zijn liggende foto's te maken dan een fotograaf die kunstzinnige ambities heeft en op de een of andere manier op zoek is naar het buitenissige.
13. Een staande foto: Luns tijdens een bezoek aan een reünie van de Studentenweerbaarheid, een organisatie die in 1880 één maal een schot schijnt te hebben afgevuurd. De foto beeldt een onderdanige hielelikkerij uit waar ik met afgrijzen naar kijk. Je kunt aan de houding vande drie mensen op de foto heel duidelijk hun onderlinge hiërarchie aflezen. In deze hiërarchie staat de onzichtbare fotograaf helemaal onderaan: hij is er om een plaatje voor het album te maken.
Het beeld van onderdanigheid wordt extra versterkt door het bordje toiletten. De suggestie is: van mij mogen ze allemaal worden doorgespoeld. Het is natuurlijk een uiterst goedkoop effect, waarvan ik niet zo houd, maar dat mij in dit geval geoorloofd leek. Als ik zo'n foto maak, probeer ik ze wel een loer te draaien. Maar ik moet erbij zeggen dat ik mij zoiets ook ten aanzien van ASVA-leden permitteer. Járen geleden heb ik eens in Folia twee foto's naast elkaar laten afdrukken. Op de ene waren corpsstudenten van de Blauwe Bok te zien, die op een rondvaarttochtje waren met veel drank en studentenlol. Daarnaast stond een foto van ASVA-bestuurders, die op een volstrekt belachelijke manier de Internationale stonden te zingen. De suggestie was: dit is hetzelfde, dit zijn fanatiekelingen.
| |
| |
14. Wiegel en Pien in hun jonge jaren. Een foto om ze een beetje klein te krijgen. Hij is genomen op een lustrum van de JOVD. Men had bedacht om vanaf het Americain-hotel met een tram door de stad te rijden. Iets lolligs natuurlijk, want dat soort mensen gaat nooit met de tram, die hebben een auto of gaan met een taxi. Van dit soort foto's bestaan er honderden: Wiegel, die een gekke bek trekt. Er zou zo langzamerhand een tentoonstel ling van gemaakt kunnen worden. Gekke bekken trekken, dat is typisch VVD. Niets serieus nemen. Hè, zeg, doe niet zo zwaar op de hand, kom er gezellig bij, ouwejongenskrentenbrood.
15. Een slager in zijn eigen omgeving. Zo maar een foto, ogenschijnlijk zonder opzet gemaakt. Zo'n man staat buiten op de stoep de straat te vegen. Vraagt: ben ik het waard gefotografeerd te worden? De foto als tijdsbeeld, over tien jaar is alles anders, en niet alleen de prijslijst. Een foto die eigenlijk zonder commentaar zou moeten worden afgedrukt. Een zachtmoedige foto, hoewel hij over zoiets gruwelijks als een slager gaat.
|
|